donderdag 8 september 2011

Metropolis:­ City Life in the Urban Age Noorderlicht Photofestival 2011 Photography



Since the beginning of the 21st century, more than half of the world's population are living in cities. Metropolis:­ City Life in the Urban Age shows the many faces of the modern city.
Never in history has the number of people living in cities grown faster than in recent decades. This has enhanced the role of the city as a cultural, economic and social nerve centre. The city is the birthplace for a culture and morality that extends far beyond its boundaries.
In photography of diverse sorts – documentary and constructed – Metropolis literally leads you through a city of images. Metropolis exposes the soul of the city, the place where our future is being shaped.
DIPTYCH
Metropolis is the second part of a diptych about the consequenses of the worldwide urbanisation. Part 1, Land - Country Life in the Urban Age was held 2010 in Leeuwarden. 
Martin Adolfsson | Pablo Balbontin | Matteo BastianelliGregory Buchakjian | Carlos Cazalis | Tiane Doan na Champassak | Carole Condé & Karl Beveridge | Andreas Gefeller | Christoph Gielen | Nadja Groux (lecture on September 11) | Paul Gofferjé | Katrin Koenning | Sirkka Liisa Konttinen | Marcus Koppen | Martin Luijdendijk | Andreas Meichsner | Jean-Marc Meunier Guillaume Millet | Hans Müller | Ohm Phanphiroj | Olivier Pin-FatMartin Roemers | Edith Roux | Darren Soh | Elian Somers | Niels Stomps | Franky Verdickt | Kim Zwarts




‘Metropolis’ is dit jaar het thema van Noorderlicht. De grote stad in vele gedaanten, gezien door de lens van de beste fotografen.

Het bankje op het perron van dit station van de ondergrondse is lauw. Het gerommel in de verte, de weeë stofwind die opsteekt vanuit de diepte van de tunnel beloven de komst van de trein die van Brooklyn naar Manhattan rijdt. Aan mijn rug voel ik dat het een lange dag was. Aan de mensen hier beneden zie ik dat het zaterdagnacht is. Geen kinderen, geen oudere vrouwen alleen, geen toeristengezinnen, geen mannen in pak met een mobiel in de hand.

Hier zijn in zichzelf gekeerde, haveloze eenlingen, een groep uitgelaten studenten op weg naar een feest, drie stoere jongens in wie een chemisch opgestookte roes smeult, getuige hun oogopslag en lichaamstaal. Er ligt afval op de rails, er ontbreken tegels in de wand, er lopen scheuren in de pylonen die het dak van dit onderaardse station overeind houden.

Misschien zal een van de jongens straks ruzie krijgen met de studenten en een van hen neersteken zodra we het volgende station bereiken. De trein kan kapot gaan, midden in de tunnelbuis onder de rivier, zodat ik vrienden word met de mensen in de wagon, in het donker, tijdens de lange nacht dat we wachten op een reddingsploeg, een nieuw treinstel.
- De stad weerspiegelt uiteenlopende behoeften, plannen een droombeelden
Maar de trein komt en brengt ons onder de East River door. We rijden hard, de wagen schommelt als een kermisattractie. Ik stap uit, klim met vermoeide benen de voor eeuwig vettige treden van de trappen op en loop langs de restaurants die sluiten op Third Avenue. Het is een wonder. Als ze het vuilnis buitenzetten wordt het morgen opgehaald. Door mensen die wonen in een uitgewoonde flat in Coney Island, een uur rijden van hier, en die hier nooit uit eten zullen gaan.

Het systeem dat deze stad is rammelt en kraakt, glanst en gromt, maar draait. Het verslijt, vervuilt en verminkt mensen, dieren en voorwerpen, maar doet het. Het is een hybride monster van glas, vlees, hersens, staal, beton, plastic, asfalt en elektriciteit, maar het leeft. Het huisvest en voedt miljoenen, produceert licht, beelden, teksten, eten en drinken, apparaten, speelgoed en muziek.

Er leven ook duizenden verwaarloosde zieken, mensen die als werkslaaf gehouden worden, mensen die hun kinderen verkrachten en doodslaan, mensen die rijk worden van het bedreigen, afpersen, martelen en vermoorden van anderen. Maar die zie je niet. Zoals je ook de mensen niet ziet die hier de baas zijn, die bepalen hoe de geld-, goederen- en mensenstromen lopen.

Nietig

Kuierend door de welgestelde buurt naar het appartement zie ik mezelf als vanuit een satelliet lopen. Een stappende man op een brede stoep, op de bodem van een geul tussen hoge appartementengebouwen. Maar een handvol mensen weten dat ik hier ben. Het verschil tussen mijn aanwezigheid en afwezigheid hier is nihil. Hier en niet hier. Een mier in de kolonie, een spreeuw in een zwerm, een cel in een lichaam. Ik ben vervangbaar, nietig, een anoniem deel van een massa. Een onderdeel van een machine. Zelfs als ik een leven had hier, met een familie, werk en vrienden, een buurt, een verleden en een stoet kennissen, dan nog zou de stad me dat af en toe influisteren als ik hier liep, zoals nu, alleen in de zware avondlucht.

Je kunt dat effect op een mensenlichaam bekijken als een aanslag, een vorm van geweld. Een verlies van waardigheid. En dat is het ook ongetwijfeld. Maar de grootsheid van de steden, hun schoonheid, de ongehoorde vrijheid, ja de alchemie van alles wat alleen in steden kan ontstaan, berusten op hetzelfde. Grote groepen totale vreemden op elkaar proppen levert logischerwijs wantrouwen, gevaar, geweld op. Maar ook ontmoetingen, kennis, mogelijkheden en openbaringen die anders onmogelijk waren. De harde en directe omgangsvormen in de stad zijn er niet alleen om gevaar en pijn op afstand te houden en de tere ziel te beschermen. Ze werken ook als een instrument om uit de enorme massa passerende vreemden snel degenen te filteren, met wie we kunnen werken of plezier maken. Van wie we iets kunnen leren, wie we kunnen vermaken, oplichten of verleiden.

De anonimiteit die een leven in de stad bieden kan, is een vorm van eenzaamheid en vrijheid. En ja, allebei kunnen ze een zegen en een vloek zijn. Je kunt in de grote stad aan jezelf te gronde gaan of eindelijk iemand anders worden. In vrijheid ontdekken wie je bent of jezelf kwijtraken. Je kunt je in de stad spectaculair ontwikkelen en opwerken en ook met groot gemak in de goot terechtkomen.

De miljoenenstad met een wildernis of jungle vergelijken is verleidelijk, maar gaat voorbij aan het meest intrigerende ervan. Mensen hebben de stad zelf gebouwd, ze weerspiegelt de vindingrijkheid en de uiteenlopende behoeften, plannen en droombeelden van mensen. Het prachtige en monsterlijke van de stad komt eruit voort dat ze nooit een simpele optelsom van de plannen en behoeftes wordt. Want al het doelbewuste gedrag levert geen comfortabele, overzichtelijke en ordelijke omgeving op. Nooit. Grote steden zijn extreem verschillend en van een weerbarstige complexiteit. Berucht slecht beheersbaar en verre van comfortabel om in te leven. Een stad is het systeem dat groeit uit de onbedoelde en onbekende gevolgen van het doelbewuste gedrag van groepen mensen. Het DNA van een stad ontstaat achter de rug van de mensen om, maar als gevolg van hun handelen. Vervolgens passen mensen zich steeds opnieuw aan de onvoorziene situatie aan. Of die nu rampzalig of rooskleurig is.

Je kunt bezorgd zijn over de zintuiglijke stress waaronder stedelingen leven. De extremen aan drukte, licht, geluid, snelheid en vervuiling waarmee ze te maken hebben. Die zouden afstompend en uitputtend zijn. Het is de prijs die ze betalen voor de vreemde, onmenselijke, soms zieke rijkdom van de stad. En voor de wonderlijke vormen van schoonheid die de intimiderende chaos van de stad bezit.

Meer dan de helft van de aardbewoners is stedeling. Wat dat betekent wordt duidelijker als je de onmenselijke schoonheid, de onbedoelde wonderlijkheden van die steden zoekt en tegelijkertijd de onmenselijke leegte en wreedheid toont. Dit is het mensenbos, dat ze voor zichzelf bouwen.
Door dirk van weelden / 08 september 2011












Geen opmerkingen: