maandag 26 september 2011

Atget, archaeologist of vanishing Paris Eugene Atget Photography



THE LIFE OF EUGÈNE ATGET
Atget is among the most important figures in photography, internationally, and is regarded as the originator of documentary photography. He appears in every history of photography. His work inspired countless other great photographers and visual artists, including Walker Evans, Cartier-Bresson and Man Ray.


Born in 1857, in Libourne near Bordeaux and raised by his uncle, Atget’s youth was molded by his time as a sailor. Upon his return from the sea, Atget turned to the stage and pursued an acting career in provincial cities and later in Paris suburbs. After minor success as an actor, Atget abandoned the stage and at the age of forty took up painting, then quickly turned to his true life’s work as a photographer. For the next thirty years, until just a few short months before his death in 1927, Atget undertook a systematic documentation of the city of Paris, creating approximately five thousand negatives and nearly ten thousand prints.

Because he refused to work with the latest advances in photographic technology, Atget’s images evoke a sense of timelessness, due in part to the slower exposure times and the pre-visualization of the final image that was required. Atget produced glass plate negatives, using an 18 x 24 cm. view camera that was fitted with a brass rectilinear lens and had no shutter. Rather, Atget would simply remove the cap from the lens and capture the scene before him, allowing any motion to appear as a blur. Atget carried this large camera around Paris as he worked to document its essential elements: streets, shop windows, building facades, architectural details, and the landscape of the public gardens and parks in and around the city.

Atget’s unique documentation of the French capital captured the eye of surrealist photographer Man Ray who worked to promote Atget as one of the pre-eminent photographic modernists. Later, the efforts of Berenice Abbott, who acquired Atget’s negatives and prints after his death, finally situated Atget’s work in the history of photography where it continues to gain in stature and influence.



Travel: Envisioning Atget's Paris - nytimes.com/video from The New York Times on Vimeo.


ATGET & ABBOTT
Eugène Atget and the American photographer Berenice Abbott came to know each other during the 1920s via Man Ray. She attempted to help Atget achieve greater recognition during his lifetime by sending friends to purchase his work and by making a celebrity-style photographic portrait of him. After Atget's death in 1927, Abbott acquired a large part of his archive and exhibited, printed and wrote about his work. She arranged for New York's Museum of Modern Art to buy this archive. In the 1920s/1930s she photographed New York in the same style as Atget photographed Paris. This documentary New York en Parijs – Door de lens van Abbott & Atget tells their story. (most in English).

& watch the documentary here


 

Atget, archeoloog van verdwijnend Parijs

Raymond van den Boogaard
artikel artikel | Vrijdag 23-09-2011 | Sectie: Overig | Pagina: 20 | Raymond van den Boogaard
De buurman wordt bedankt. Eugène Atget (1857-1927) voelde er helemaal niets voor dat de duizenden foto's die hij tussen 1897 en 1927 maakte van de stad Parijs als 'kunst' zouden worden aangemerkt. Toen zijn buurman in Parijs, de beroemde surrealistische fotograaf Man Ray, in 1926 een paar foto's van Atget wilde afdrukken in het clubblad van de Surrealistische beweging, La révolution surréaliste, bedong Atget dat zijn naam er niet bij kwam: het is maar documentatie.
Geholpen heeft het niet. Na zijn dood in 1927, onder behoeftige omstandigheden, kreeg Atget postuum alsnog de naam een van de groten in de geschiedenis van de kunstfotografie te zijn. Het Fotomuseum in Rotterdam biedt nu voor het eerst op Nederlandse bodem een overzicht van zijn werk. Een eenmalige kans: na deze tentoonstelling, die al in Madrid heeft gestaan en na Rotterdam nog naar Sydney en Parijs gaat, kunnen de door Atget zelf vervaardigde prints zeker tien jaar niet meer aan licht worden blootgesteld, op straffe van blijvende beschadiging. Dat hangt samen met een ander facet van de hardnekkige natuur van Atget, die stug bleef vasthouden aan in zijn tijd al verouderde technieken voor fotograferen en afdrukken.
Hij zwoer bij de handmatige belichting van chemisch geprepareerde glasplaten, in zo'n kist met de fotograaf onder een zwarte lap, ook toen - in de jaren 1890 - de moderne film op celluloid al zijn intrede had gedaan. En tot na de Eerste Wereldoorlog, toen het écht nergens meer te krijgen was, drukte hij af op albumin-papier, dat was bewerkt met het wit uit eieren.
Al vlug zag Atget dat er afnemers zouden kunnen zijn voor foto's die verdwijnende stadsgezichten en interieurs documenteerden. Zijn meeste werk bestaat uit lange reeksen oude straten, winkels, puien, gebouwen, ornamenten aan deuren.
Mensen waren niet zo zijn ding - door de lange belichtingstijd die de glasplaat-fotografie benodigt, kwamen die meestal toch maar vaag en bewogen over. Als hij al mensen fotografeerde was het meestal in het kader van zijn archeologische belangstelling voor het verdwijnende, oude Parijs: verdwijnende beroepen, venters en prostituees in voor de afbraak bestemde wijken. Zo maakte hij een intrigerende serie over de sloppenwijken en hun sociaal-marginale bewoners op de stadswallen van Parijs, die bij het Duitse beleg van de stad in 1870 geheel nutteloos waren gebleken en nog voor het einde van de eeuw werden afgebroken. Met dit documenterende werk verdiende hij zijn geld: zijn afdrukken werden bij duizenden afgenomen door archieven in binnen- en buitenland.
In het geheel geen belangstelling had Atget voor de moderne stad van zijn tijd, met de grote doorbraak-boulevards, de mondaine voorbijgangers enzovoorts. Daarin verschilt hij van de meeste andere fotografen van zijn tijd, en ook van de tegen het eind van de eeuw tot bloei komende prentbriefkaartenindustrie. Deze omissie werd de fotograaf dus niet zozeer door artistieke, maar door praktische overwegingen ingegeven: het had commercieel geen zin om te gaan documenteren wat iedereen al voor de lens had. Het kan raar lopen: juist door zijn zelf opgelegde beperkingen werdAtget, na zijn dood, als een 'auteur' gezien, iemand met een heel unieke kijk op de stad.
Atgets grootsheid is op heel verschillende manieren gevierd. Als een voorloper van de surrealistische fotografie bijvoorbeeld - de surrealisten hielden wel van het streng-observerende karakter van Atgets foto's, waarbij de afbeelding uit zijn context kon worden losgemaakt. De manier waarop Man Ray de foto's van Atget anoniem in La révolution surréaliste nummer 7 van 15 juni 1926 zette, is van die benadering een kras voorbeeld. 'Les dernières conversions' (de laatste bekeringen) staat er bij een foto van een groep mensen die op straat in Parijs een zonsverduistering volgen.
De grote internationale bekendheid van Atgets werk is vooral de verdienste van de Amerikaanse fotografe Berenice Abbot, in de jaren twintig in Parijs assistent van Man Ray. Zij kocht na de dood van Atget duizenden prints en 1.787 glasplaat-negatieven en nam die mee naar de VS. Onvermoeibaar ijverde zij voor het werk, totdat het Museum of Modern Art (MoMA) in New York in 1968 een expositie organiseerde en Atgets naam definitief werd gevestigd. De meeste (181) afdrukken in Rotterdam zijn echter afkomstig uit de collectie van het Musée Carnavalet in Parijs.
Info: Eugène Atget - vieux Paris. Van 24 sept. tot 8 januari 2012 in het Nederlands Fotomuseum Rotterdam. Inl: nederlandsfotomuseum.nl ****
Foto-onderschrift: 'Rue Asseline, 1924-1925'
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.




Rue St Jacques, Paris, c1900.
Photographer: Eugene Atget.





Geen opmerkingen: