vrijdag 30 september 2011

the Making of the Relief of the City of Leiden (1574) Erwin Olaf Photography



The city of Leiden was besieged from 1573 until 1574, when it was finally relieved. Leiden’s Relief (Leidens Ontzet) is celebrated annually in order to commemorate the siege during the Eighty Years’ War and the relief of the city on October 3, 1574.
The siege and the relief of the City of Leiden took place during the Eighty Years’ War (1568-1648). Intially the City Council remained loyal to the Sovereign Lord King Filips II of Spain, but in June 1572, the city chose to be loyal to Prince William of Orange. In an attempt to regain power over the city, the Spanish starved the inhabitants of Leiden in order to force them to surrender. During the second siege, 6000 of the 18000 inhabitants of Leiden died of starvation and the plague. The City Council remained unmoved and would not even consider surrendering to the Spanish oppressor.
The “(water)geuzen” pierced the dikes at Rotterdam and Capelle aan den IJssel in September 1574, in order to flood the polder lands. The outcome of this action depended on the winds which would have to move the water towards Leiden. The City Council did not surrender to the Spanish King as they had been informed of the plan to relieve the city.
The water rose high and so the Spanish troops fled. According to tradition, it was the little orphaned boy named Cornelis Joppenszoon that found a hotpot (hutspot) in the deserted Spanish army camp Schans Lammen (near the current Lammebrug) and informed the citizens that Leiden had been freed. It was early morning when the Geuzen sailed over the Vliet into the city with a load of herring and white bread on board.
As a token of appreciation for the city’s brave resistance, William of Orange founded the University of Leiden on February 8, 1575.


Erwin Olaf schildert Leidens Ontzet

Tracy Metz
artikel artikel | Woensdag 28-09-2011 | Sectie: Overig | Pagina: 10 | Tracy Metz
De haring en het witbrood hebben plaatsgemaakt voor hotdogs en shoarma, maar nog steeds viert Leiden elk jaar op 3 oktober zijn bevrijding van de Spanjaarden.
Dit jaar doen de Universiteit Leiden en Museum De Lakenhal dat met de tentoonstelling Vrijheid! Leidens Ontzet 1574-2011, waarvoor fotograaf Erwin Olaf een aantal hedendaagse historiestukken heeft gemaakt. Op 31 oktober ontvangt Olaf uit handen van staatssecretaris Zijlstra (Cultuur, VVD) de Johannes Vermeerprijs, de staatsprijs voor de kunsten waarmee een bedrag van 100.000 euro is gemoeid.
Olaf heeft zich onder andere laten inspireren door de schilderijen die van het Leidens Ontzet zijn gemaakt tussen de zestiende en de negentiende eeuw. Een daarvan is een doek uit 1861 van Jan Hendrik van de Laar, De Gebedsdienst na Ontzet Leyden, waarvoor de schilder - net als de fotograaf nu - een groot aantal figuranten opstelde in de Pieterskerk. Olafs grote groepstafereel meet twee bij bijna drie meter. De figuranten werden gevonden via een oproep in de lokale krant of zijn van terrassen in de stad geplukt, enkelen zijn professioneel model.
Technisch gezien ligt de uitdaging bij het vastleggen van enkele tientallen modellen in een grote historische ruimte, schrijft Olaf in een toelichting. Het gevaar dat hierin schuilt is dat het acteren en de compositie ondergeschikt worden gemaakt aan de techniek. Om dat te voorkomen heeft hij tijdens het fotograferen de grote scène in de Pieterskerk opgedeeld in drieën, die vervolgens door een Spaanse photoshop-specialist in kleuren en contrasten onzichtbaar aan elkaar zijn gesmeed. Hierdoor is de kans op een kloppend geacteerd en uitgelicht beeld vele malen groter, omdat ik veel meer aandacht kan besteden aan de acteurs en de details.
De regie werd er niet makkelijker op doordat hij zelf een vrouw met Down-syndroom, een kind van twee en een hond aan de cast toevoegde. Hier en daar duiken er hedendaagse attributen op - een iPod, een vrouw met een moderne halsketting, iemand die op teenslippers loopt.
Olafs interpretatie van het beleg is harder, donkerder, wellicht realistischer, dan die in de traditionele geïdealiseerde historiestukken. Zo laat hij met zijn beelden van pestdokters zien dat de pest - volgens nieuwe onderzoek van de universiteit - meer doden eiste dan de honger.
Er is meer dood en verderf, de wonden zijn echter, de wanhoop tastbaarder. En anders dan zijn schilderende voorgangers portretteert hij twee vrouwen als hoofdfiguur en zelfs een zwarte man, geïnspireerd door een zestiende-eeuws schilderij uit het Rijksmuseum van een welgestelde Afrikaanse koopman. Volgens Maartje van den Heuvel, curator fotografie bij de afdeling bijzondere collecties van de Universiteitsbibliotheek, heeft Olaf met deze opdracht een nieuw genre uitgevonden, dat van de 'historische fotografie'.
Tracy Metz
Info: Vrijheid! Leidens Ontzet 1574-2011, 30 sept. t/m 8 jan. in Museum de Lakenhal (lakenhal.nl) en de Universiteitsbibliotheek Leiden (bibliotheek.leidenuniv.nl). Olaf geeft interviews over dit project op 16 oktober om 15.00 uur in De Lakenhal en op 27 oktober om 14.00 uur op een middag van het tijdschrift Scherptediepte over fotografie en mediacultuur in Paradiso, Amsterdam.
Foto-onderschrift: 'Liberty - pest en honger tijdens het Leidens beleg', een van de foto's die Erwin Olaf maakte in opdracht van Museum De Lakenhal en de Universiteit Leiden.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.












the Making of the Relief of the City of Leiden (1574) Erwin Olaf Photography



The city of Leiden was besieged from 1573 until 1574, when it was finally relieved. Leiden’s Relief (Leidens Ontzet) is celebrated annually in order to commemorate the siege during the Eighty Years’ War and the relief of the city on October 3, 1574.
The siege and the relief of the City of Leiden took place during the Eighty Years’ War (1568-1648). Intially the City Council remained loyal to the Sovereign Lord King Filips II of Spain, but in June 1572, the city chose to be loyal to Prince William of Orange. In an attempt to regain power over the city, the Spanish starved the inhabitants of Leiden in order to force them to surrender. During the second siege, 6000 of the 18000 inhabitants of Leiden died of starvation and the plague. The City Council remained unmoved and would not even consider surrendering to the Spanish oppressor.
The “(water)geuzen” pierced the dikes at Rotterdam and Capelle aan den IJssel in September 1574, in order to flood the polder lands. The outcome of this action depended on the winds which would have to move the water towards Leiden. The City Council did not surrender to the Spanish King as they had been informed of the plan to relieve the city.
The water rose high and so the Spanish troops fled. According to tradition, it was the little orphaned boy named Cornelis Joppenszoon that found a hotpot (hutspot) in the deserted Spanish army camp Schans Lammen (near the current Lammebrug) and informed the citizens that Leiden had been freed. It was early morning when the Geuzen sailed over the Vliet into the city with a load of herring and white bread on board.
As a token of appreciation for the city’s brave resistance, William of Orange founded the University of Leiden on February 8, 1575.


Erwin Olaf schildert Leidens Ontzet

Tracy Metz
artikel artikel | Woensdag 28-09-2011 | Sectie: Overig | Pagina: 10 | Tracy Metz
De haring en het witbrood hebben plaatsgemaakt voor hotdogs en shoarma, maar nog steeds viert Leiden elk jaar op 3 oktober zijn bevrijding van de Spanjaarden.
Dit jaar doen de Universiteit Leiden en Museum De Lakenhal dat met de tentoonstelling Vrijheid! Leidens Ontzet 1574-2011, waarvoor fotograaf Erwin Olaf een aantal hedendaagse historiestukken heeft gemaakt. Op 31 oktober ontvangt Olaf uit handen van staatssecretaris Zijlstra (Cultuur, VVD) de Johannes Vermeerprijs, de staatsprijs voor de kunsten waarmee een bedrag van 100.000 euro is gemoeid.
Olaf heeft zich onder andere laten inspireren door de schilderijen die van het Leidens Ontzet zijn gemaakt tussen de zestiende en de negentiende eeuw. Een daarvan is een doek uit 1861 van Jan Hendrik van de Laar, De Gebedsdienst na Ontzet Leyden, waarvoor de schilder - net als de fotograaf nu - een groot aantal figuranten opstelde in de Pieterskerk. Olafs grote groepstafereel meet twee bij bijna drie meter. De figuranten werden gevonden via een oproep in de lokale krant of zijn van terrassen in de stad geplukt, enkelen zijn professioneel model.
Technisch gezien ligt de uitdaging bij het vastleggen van enkele tientallen modellen in een grote historische ruimte, schrijft Olaf in een toelichting. Het gevaar dat hierin schuilt is dat het acteren en de compositie ondergeschikt worden gemaakt aan de techniek. Om dat te voorkomen heeft hij tijdens het fotograferen de grote scène in de Pieterskerk opgedeeld in drieën, die vervolgens door een Spaanse photoshop-specialist in kleuren en contrasten onzichtbaar aan elkaar zijn gesmeed. Hierdoor is de kans op een kloppend geacteerd en uitgelicht beeld vele malen groter, omdat ik veel meer aandacht kan besteden aan de acteurs en de details.
De regie werd er niet makkelijker op doordat hij zelf een vrouw met Down-syndroom, een kind van twee en een hond aan de cast toevoegde. Hier en daar duiken er hedendaagse attributen op - een iPod, een vrouw met een moderne halsketting, iemand die op teenslippers loopt.
Olafs interpretatie van het beleg is harder, donkerder, wellicht realistischer, dan die in de traditionele geïdealiseerde historiestukken. Zo laat hij met zijn beelden van pestdokters zien dat de pest - volgens nieuwe onderzoek van de universiteit - meer doden eiste dan de honger.
Er is meer dood en verderf, de wonden zijn echter, de wanhoop tastbaarder. En anders dan zijn schilderende voorgangers portretteert hij twee vrouwen als hoofdfiguur en zelfs een zwarte man, geïnspireerd door een zestiende-eeuws schilderij uit het Rijksmuseum van een welgestelde Afrikaanse koopman. Volgens Maartje van den Heuvel, curator fotografie bij de afdeling bijzondere collecties van de Universiteitsbibliotheek, heeft Olaf met deze opdracht een nieuw genre uitgevonden, dat van de 'historische fotografie'.
Tracy Metz
Info: Vrijheid! Leidens Ontzet 1574-2011, 30 sept. t/m 8 jan. in Museum de Lakenhal (lakenhal.nl) en de Universiteitsbibliotheek Leiden (bibliotheek.leidenuniv.nl). Olaf geeft interviews over dit project op 16 oktober om 15.00 uur in De Lakenhal en op 27 oktober om 14.00 uur op een middag van het tijdschrift Scherptediepte over fotografie en mediacultuur in Paradiso, Amsterdam.
Foto-onderschrift: 'Liberty - pest en honger tijdens het Leidens beleg', een van de foto's die Erwin Olaf maakte in opdracht van Museum De Lakenhal en de Universiteit Leiden.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.












woensdag 28 september 2011

The times they were a changin' The Protest Box Martin Parr Gerry Badger Photography

The Protest Box

Martin Parr’s collection of photo books is one of the finest to have ever been assembled and THE PROTEST BOX is a box set which brings together five books from that collection as facsimile reprints. Parr has selected diverse books which each deal with the subject of protest in quite different ways. From the documentation of various protest movements to the actual book being a form of protest, all these reprints are gems within the history of photographic publishing. A few are known but many are new, even to the connoisseur of photography books. All these books are virtually impossible to locate, so these reprints will make a substantial contribution to our understanding of this sub-genre of the photobook. The box set is accompanied by a booklet which includes an introduction by Martin Parr, an essay discussing the wider context of these books by Gerry Badger, and English translations of all the texts in the books.



Five books in a box with a booklet, including essays by Martin Parr and Gerry Badger, and English translations of all texts from the original books
  • Enrique Bostelmann: América: un Viaje a traves de la injustica
    176 pages, 11.2 x 7.9 in. / 28 x 20 cm, tritone, hardcover
    Paolo Gasparini: Para verte major, América Latina
    180 pages, 9.7 x 8.7 in. / 24.5 x 22.2 cm, tritone, softcover
    Dirk Alveramnn: Algeria
    224 pages, 4.3 x 7.1 in. / 10.8 x 18 cm, tritone, hardcover
    Kitai Kazuo: Sanrizuka
    184 pages, 7.1 x 9.6 in. / 18 x 24.3 cm, tritone, softcover
    Paolo Mattioli and Anna Candiani: Immagini del No
    124 pages, 3 x 3.9 in. / 7.5 x 9.8 cm, tritone, softcover
    Limited edition of 1,000 boxed sets
  • 5 volumes
  • 888 pages
  • 20 cm x 28 cm
  • Softcover
  • Steidl
  • ISBN: 978-3-86930-142-6

 KITAI, Kazuo

Sanrizuka 
Tokyo: Nora-sha, 1971, the photographer's second book. A documentation of the Sanrizuka farmers' opposition and resistance to the government's plan to build Narita airport. Perhaps the most powerful and fully-realized production of all the Japanese protest books on this subject. Although not an official member of Provoke, Kitai was a pioneer in the photographic style championed by the group. His first book, Resistance, published in 1965, was greatly admired by Daido Moriyama and Takuma Nakahira








maandag 26 september 2011

Atget, archaeologist of vanishing Paris Eugene Atget Photography



THE LIFE OF EUGÈNE ATGET
Atget is among the most important figures in photography, internationally, and is regarded as the originator of documentary photography. He appears in every history of photography. His work inspired countless other great photographers and visual artists, including Walker Evans, Cartier-Bresson and Man Ray.


Born in 1857, in Libourne near Bordeaux and raised by his uncle, Atget’s youth was molded by his time as a sailor. Upon his return from the sea, Atget turned to the stage and pursued an acting career in provincial cities and later in Paris suburbs. After minor success as an actor, Atget abandoned the stage and at the age of forty took up painting, then quickly turned to his true life’s work as a photographer. For the next thirty years, until just a few short months before his death in 1927, Atget undertook a systematic documentation of the city of Paris, creating approximately five thousand negatives and nearly ten thousand prints.

Because he refused to work with the latest advances in photographic technology, Atget’s images evoke a sense of timelessness, due in part to the slower exposure times and the pre-visualization of the final image that was required. Atget produced glass plate negatives, using an 18 x 24 cm. view camera that was fitted with a brass rectilinear lens and had no shutter. Rather, Atget would simply remove the cap from the lens and capture the scene before him, allowing any motion to appear as a blur. Atget carried this large camera around Paris as he worked to document its essential elements: streets, shop windows, building facades, architectural details, and the landscape of the public gardens and parks in and around the city.

Atget’s unique documentation of the French capital captured the eye of surrealist photographer Man Ray who worked to promote Atget as one of the pre-eminent photographic modernists. Later, the efforts of Berenice Abbott, who acquired Atget’s negatives and prints after his death, finally situated Atget’s work in the history of photography where it continues to gain in stature and influence.



Travel: Envisioning Atget's Paris - nytimes.com/video from The New York Times on Vimeo.


ATGET & ABBOTT
Eugène Atget and the American photographer Berenice Abbott came to know each other during the 1920s via Man Ray. She attempted to help Atget achieve greater recognition during his lifetime by sending friends to purchase his work and by making a celebrity-style photographic portrait of him. After Atget's death in 1927, Abbott acquired a large part of his archive and exhibited, printed and wrote about his work. She arranged for New York's Museum of Modern Art to buy this archive. In the 1920s/1930s she photographed New York in the same style as Atget photographed Paris. This documentary New York en Parijs – Door de lens van Abbott & Atget tells their story. (most in English).

& watch the documentary here


 

Atget, archeoloog van verdwijnend Parijs

Raymond van den Boogaard
artikel artikel | Vrijdag 23-09-2011 | Sectie: Overig | Pagina: 20 | Raymond van den Boogaard
De buurman wordt bedankt. Eugène Atget (1857-1927) voelde er helemaal niets voor dat de duizenden foto's die hij tussen 1897 en 1927 maakte van de stad Parijs als 'kunst' zouden worden aangemerkt. Toen zijn buurman in Parijs, de beroemde surrealistische fotograaf Man Ray, in 1926 een paar foto's van Atget wilde afdrukken in het clubblad van de Surrealistische beweging, La révolution surréaliste, bedong Atget dat zijn naam er niet bij kwam: het is maar documentatie.
Geholpen heeft het niet. Na zijn dood in 1927, onder behoeftige omstandigheden, kreeg Atget postuum alsnog de naam een van de groten in de geschiedenis van de kunstfotografie te zijn. Het Fotomuseum in Rotterdam biedt nu voor het eerst op Nederlandse bodem een overzicht van zijn werk. Een eenmalige kans: na deze tentoonstelling, die al in Madrid heeft gestaan en na Rotterdam nog naar Sydney en Parijs gaat, kunnen de door Atget zelf vervaardigde prints zeker tien jaar niet meer aan licht worden blootgesteld, op straffe van blijvende beschadiging. Dat hangt samen met een ander facet van de hardnekkige natuur van Atget, die stug bleef vasthouden aan in zijn tijd al verouderde technieken voor fotograferen en afdrukken.
Hij zwoer bij de handmatige belichting van chemisch geprepareerde glasplaten, in zo'n kist met de fotograaf onder een zwarte lap, ook toen - in de jaren 1890 - de moderne film op celluloid al zijn intrede had gedaan. En tot na de Eerste Wereldoorlog, toen het écht nergens meer te krijgen was, drukte hij af op albumin-papier, dat was bewerkt met het wit uit eieren.
Al vlug zag Atget dat er afnemers zouden kunnen zijn voor foto's die verdwijnende stadsgezichten en interieurs documenteerden. Zijn meeste werk bestaat uit lange reeksen oude straten, winkels, puien, gebouwen, ornamenten aan deuren.
Mensen waren niet zo zijn ding - door de lange belichtingstijd die de glasplaat-fotografie benodigt, kwamen die meestal toch maar vaag en bewogen over. Als hij al mensen fotografeerde was het meestal in het kader van zijn archeologische belangstelling voor het verdwijnende, oude Parijs: verdwijnende beroepen, venters en prostituees in voor de afbraak bestemde wijken. Zo maakte hij een intrigerende serie over de sloppenwijken en hun sociaal-marginale bewoners op de stadswallen van Parijs, die bij het Duitse beleg van de stad in 1870 geheel nutteloos waren gebleken en nog voor het einde van de eeuw werden afgebroken. Met dit documenterende werk verdiende hij zijn geld: zijn afdrukken werden bij duizenden afgenomen door archieven in binnen- en buitenland.
In het geheel geen belangstelling had Atget voor de moderne stad van zijn tijd, met de grote doorbraak-boulevards, de mondaine voorbijgangers enzovoorts. Daarin verschilt hij van de meeste andere fotografen van zijn tijd, en ook van de tegen het eind van de eeuw tot bloei komende prentbriefkaartenindustrie. Deze omissie werd de fotograaf dus niet zozeer door artistieke, maar door praktische overwegingen ingegeven: het had commercieel geen zin om te gaan documenteren wat iedereen al voor de lens had. Het kan raar lopen: juist door zijn zelf opgelegde beperkingen werdAtget, na zijn dood, als een 'auteur' gezien, iemand met een heel unieke kijk op de stad.
Atgets grootsheid is op heel verschillende manieren gevierd. Als een voorloper van de surrealistische fotografie bijvoorbeeld - de surrealisten hielden wel van het streng-observerende karakter van Atgets foto's, waarbij de afbeelding uit zijn context kon worden losgemaakt. De manier waarop Man Ray de foto's van Atget anoniem in La révolution surréaliste nummer 7 van 15 juni 1926 zette, is van die benadering een kras voorbeeld. 'Les dernières conversions' (de laatste bekeringen) staat er bij een foto van een groep mensen die op straat in Parijs een zonsverduistering volgen.
De grote internationale bekendheid van Atgets werk is vooral de verdienste van de Amerikaanse fotografe Berenice Abbot, in de jaren twintig in Parijs assistent van Man Ray. Zij kocht na de dood van Atget duizenden prints en 1.787 glasplaat-negatieven en nam die mee naar de VS. Onvermoeibaar ijverde zij voor het werk, totdat het Museum of Modern Art (MoMA) in New York in 1968 een expositie organiseerde en Atgets naam definitief werd gevestigd. De meeste (181) afdrukken in Rotterdam zijn echter afkomstig uit de collectie van het Musée Carnavalet in Parijs.
Info: Eugène Atget - vieux Paris. Van 24 sept. tot 8 januari 2012 in het Nederlands Fotomuseum Rotterdam. Inl: nederlandsfotomuseum.nl ****
Foto-onderschrift: 'Rue Asseline, 1924-1925'
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.




Rue St Jacques, Paris, c1900.
Photographer: Eugene Atget.





vrijdag 23 september 2011

Olivetti 1908 - 1958 Gerry Badger's Choice of Company Photobooks Industrial Design Photography




Olivetti 1908 - 1958

Publisher: Ing. C. Olivetti & C. S.p.A. [stampa: Tiefdruckanstalt Imago AG - Zürich, Svizzera] 1958 (ottobre), Ivrea
Publication Date: 1958

copertina illustrata a colori di Giovanni Pintori, impaginazione di Max Huber, numerose fotografie in nero e a colori. A cura di Giorgio Soavi. Testi di Adriano Olivetti, Libero Bigiaretti e Franco Fortini. Fotografie di D. Arden, A. Ballo, E. Hartmann, L. Lionni, J. Maltby, U. Mulas, W. Miller, F. Roiter, A. Rossi, E. Scheidegger, E. Schulthess, M. Zanuso. Prima edizione, versione in lingua inglese (traduzione di Milton Gendel). Formato in centrimetri 28,5x23 190 (2)pagine Legatura legatura editoriale cartonata, dorso in tela, sovraccopertina. 


The Olivetti Portable Typewriter That Stopped New York



















It's just a week more than 56 years since Life magazine came out with its three-page spread of a typewriting version of Candid Camera.In May 1954, Olivetti set up a Lettera 22 portable typewriter, bolted to a stand on the sidewalk outside its new New York City showroom on Fifth Avenue, near 47th Street. Within 10 months, 50,000 people had stopped to use the machine. Life photographer Michael Rougier set up a screen through which he could snap the people who stopped to try out the Olivetti. Let's start with a Messenger who, like me, couldn't type:
These two photographs appear in the Olivetti company 1908-1958 history book (in the top one, you can make out people typing outside the building). Both are taken from inside the showroom, which Olivetti claimed had "become a landmark on Fifth Avenue ... [it] was designed by Belgiojoso, Peressutti and Rogers."
by Robert Messenger