dinsdag 27 november 2007

IMAGES FROM THE FIAT ARCHIVES 1900-1940 Photography Verwey en Lugard Dutch East Indies


Jacob Frederik Verwey werd op 18 november 1862 geboren in de buurt van Tilburg. Op 17 jarige leeftijd besloot hij naar de Oost te gaan, waar hij een 19 jarige militaire carrière doorliep. Op zijn tweede grote verlof, op weg van de koloniën naar Nederland, bezocht hij in juli 1894 Parijs. Hij zag daar de eerste automobielwedstrijd, Parijs – Rouen, waar een Panhard & Levassor en een Peugeot de eerste prijs moesten delen. Zeer geïnteresseerd in de automobiel, legde hij contacten met Franse constructeurs waaronder Armand Peugeot.Nadat hij in 1898 militair gepensioneerd was, ging hij zich toeleggen op het product van Peugeot en werkte hij een geruime tijd in een fabriek van Peugeot.Toen hij terug kwam in Nederland, startte hij de verkoop van het merk Peugeot met zijn bedrijf “Bureau voor Automechanische Vervoermiddelen”. Verwey ging een vennootschap aan met de zes jaar jongere Barend Evert Lugard, ze vertegenwoordigden het merk Peugeot niet alleen in Nederland maar ook in de Nederlandse koloniën en in Denemarken. Verweij was in 1898 één van de vroegste automobilisten in Nederland met volgnummer 25. In 1902 werd de firma in de Naamloze Vennootschap “Verwey en Lugard’s Automobiel Maatschappij” omgezet, met een maatschappelijk kapitaal van fl.500.000,- waarvan bij oprichting fl.120.000,- werd volgestort. De oprichters en aandeelhouders waren onder meer J.F. Verwey, B.E. Lugard, Mr. C. Frikkers en H.A.G. Venema. Verwey werd tot directeur benoemd en Lugard, Mr. Remi de Block en Venema traden als commissarissen aan.Vanaf 1898 t/m 1905 vertegenwoordigde het bedrijf alleen het merk Peugeot. In 1905 kwam daar Fiat bij en tijdelijk werd ook het merk Spijker verkocht. Vanaf 1908 werd Fiat het hoofdmerk.Het hoofdkantoor van het bedrijf was gevestigd in Den Haag, in 1902 werd in Amsterdam een filiaal geopend, in 1904 in Scheveningen en in 1905 in Apeldoorn.Vanaf 1905 gaf het bedrijf, als eerste handelsorganisatie in auto’s, een eigen tijdschrift uit.De eerste wereldoorlog was fnuikend voor het automobilisme in Nederland, tegen het einde van de oorlog was het op sterven na dood. Na de oorlog wilde Verwey de zaken weer oppakken en hij plaatste orders bij de Österreichischen Daimler Motoren AG (Austro Daimler) en bij Puchwerke in Oostenrijk. Door een aanzienlijke geldlening en tegenvallende verkopen, kreeg het bedrijf ernstige financiële problemen en kwam in 1923 in handen van de ARM (Amsterdamse Rijtuig Mij.). Het definitieve administratieve einde kwam in 1943.Verwey was al in 1922 naar Oostenrijk verhuisd omdat hij leed aan astma. Hij stierf op 63 jarige leeftijd.




IMAGES FROM THE FIAT ARCHIVES 1900-1940 Photography Verwey en Lugard Dutch East Indies


Jacob Frederik Verwey werd op 18 november 1862 geboren in de buurt van Tilburg. Op 17 jarige leeftijd besloot hij naar de Oost te gaan, waar hij een 19 jarige militaire carrière doorliep. Op zijn tweede grote verlof, op weg van de koloniën naar Nederland, bezocht hij in juli 1894 Parijs. Hij zag daar de eerste automobielwedstrijd, Parijs – Rouen, waar een Panhard & Levassor en een Peugeot de eerste prijs moesten delen. Zeer geïnteresseerd in de automobiel, legde hij contacten met Franse constructeurs waaronder Armand Peugeot.Nadat hij in 1898 militair gepensioneerd was, ging hij zich toeleggen op het product van Peugeot en werkte hij een geruime tijd in een fabriek van Peugeot.Toen hij terug kwam in Nederland, startte hij de verkoop van het merk Peugeot met zijn bedrijf “Bureau voor Automechanische Vervoermiddelen”. Verwey ging een vennootschap aan met de zes jaar jongere Barend Evert Lugard, ze vertegenwoordigden het merk Peugeot niet alleen in Nederland maar ook in de Nederlandse koloniën en in Denemarken. Verweij was in 1898 één van de vroegste automobilisten in Nederland met volgnummer 25. In 1902 werd de firma in de Naamloze Vennootschap “Verwey en Lugard’s Automobiel Maatschappij” omgezet, met een maatschappelijk kapitaal van fl.500.000,- waarvan bij oprichting fl.120.000,- werd volgestort. De oprichters en aandeelhouders waren onder meer J.F. Verwey, B.E. Lugard, Mr. C. Frikkers en H.A.G. Venema. Verwey werd tot directeur benoemd en Lugard, Mr. Remi de Block en Venema traden als commissarissen aan.Vanaf 1898 t/m 1905 vertegenwoordigde het bedrijf alleen het merk Peugeot. In 1905 kwam daar Fiat bij en tijdelijk werd ook het merk Spijker verkocht. Vanaf 1908 werd Fiat het hoofdmerk.Het hoofdkantoor van het bedrijf was gevestigd in Den Haag, in 1902 werd in Amsterdam een filiaal geopend, in 1904 in Scheveningen en in 1905 in Apeldoorn.Vanaf 1905 gaf het bedrijf, als eerste handelsorganisatie in auto’s, een eigen tijdschrift uit.De eerste wereldoorlog was fnuikend voor het automobilisme in Nederland, tegen het einde van de oorlog was het op sterven na dood. Na de oorlog wilde Verwey de zaken weer oppakken en hij plaatste orders bij de Österreichischen Daimler Motoren AG (Austro Daimler) en bij Puchwerke in Oostenrijk. Door een aanzienlijke geldlening en tegenvallende verkopen, kreeg het bedrijf ernstige financiële problemen en kwam in 1923 in handen van de ARM (Amsterdamse Rijtuig Mij.). Het definitieve administratieve einde kwam in 1943.Verwey was al in 1922 naar Oostenrijk verhuisd omdat hij leed aan astma. Hij stierf op 63 jarige leeftijd.




zondag 25 november 2007

Evidence Larry Sultan Mike Mandel Photography

Larry Sultan and Mike Mandel’s enormously influential 1977 volume of found institutional photographs…

Book Description (Amazon)

In 1977 photographers Larry Sultan and Mike Mandel sifted through thousands of photographs in the files of the Bechtel Corporation, the Beverly Hills Police Department, the Jet Propulsion Laboratories, the U.S. Department of the Interior, Stanford Research Institute and a hundred other corporations, American government agencies, and educational, medical and technical institutions. They were looking for photographs that were made and used as transparent documents and purely objective instruments--as evidence, in short. Selecting 50 of the best, they printed these images with the care you would expect to find in a high-quality art photography book, publishing them in a simple, limited-edition volume titled Evidence. The concept for the book was clear: select photographs intended to be used as objective evidence and show that it is never that simple. Now an undisputed classic in the photo world, considered a seminal harbinger of conceptual photography, Evidence is nearly impossible to find. This new edition is being published in recognition of the project's continued relevance, and will contain a facsimile copy of the original book plus a newly commissioned scholarly essay by Sandra Phillips of the San Francisco Museum of Modern Art. Additionally, this edition will include a new spread of images and a group of black-and-white illustrations selected by the artists from an archive of photographs that were not included in the original book.

CENTER FOR CREATIVE PHOTOGRAPHY PRESENTS

Evidence Revisited: Larry Sultan & Mike MandelJanuary 10 - March 24, 2004

Exhibition re-examines this groundbreaking experiment in the history of photography.

TUCSON, ARIZONA (January 2004)- IN THE MID 1970s, two young California artists named Larry Sultan and Mike Mandel became intrigued by the esthetic potential often found in photographs originally made as records. Armed with only a letter from the National Endowment for the Arts, they began visiting assorted industry headquarters, police departments, municipal agencies, and testing facilities, requesting permission to rummage through their photographic files for compelling images.

In March 1977 the pair exhibited 79 of these pictures at the San Francisco Museum of Modern Art, and simultaneously published a book, titled "Evidence", which became an instant classic. "Evidence" was (as the artists then put it) "a poetic exploration upon the restructuring of imagery"-pictures that once served a functional purpose in the world were stripped of their explanatory captions and institutional contexts, and presented as expressive artifacts. The results of their experiment were fascinating, puzzling and more than a little provocative. "As artist-curators, Sultan and Mandel assumed a complicated position within contemporary debates about the esthetics of the documentary photograph. It is a debate that continues today," observes Dr. Douglas R. Nickel, Director of the CCP.

That same year, 1977, the newly established Center for Creative Photography at the University of Arizona acquired the entire set and sent the project on an international tour. More than a quarter century later, the Center will restage the seminal installation, concurrent with Distributed Art Publisher's (DAP)'s reprinting of a new edition of the book Evidence. The Center's presentation is supplemented with other Sultan-Mandel projects and with documentation related to the conception and life of "Evidence" as an exhibition. Evidence Revisited offers an opportunity to re-examine this groundbreaking experiment in the history of photography, and to consider the increasing relevance of found photographs to the museum world of today.

ABOUT MIKE MANDEL AND LARRY SULTAN

Mike Mandel has been a practicing artist since receiving a Master of Fine Arts degree from the San Francisco Art Institute in 1974. He grew up in the San Fernando Valley of Los Angeles during a period of expansion and transformation of the landscape that included the appearance of billboards, strip malls, and miles of freeways. This experience is telling in his work, which questions the meaning of photographic imagery within popular culture and draws from snapshots, advertising, news photographs, and public and corporate archives. Mandel has translated much of this work into book form, self-publishing nine photo-based books since the early 1970s. For the past eleven years, Mandel has been using the computer for his work and is interested in how the ancient medium of mosaic tile can be informed by the language of the pixel for photo-based ceramic tile mosaic works.

Larry Sultan has been working as an artist in the San Francisco Bay Area for over twenty-five years. For his individual and collaborative work he has received many grants and awards including a Guggenheim fellowship, five NEA fellowships, the Engelhard Award, and an award from the Louis Comfort Tiffany Foundation, among others. His photographic project, Pictures from Home, was published by Harry Abrams and has been exhibited nationally at the Museum of Modern Art (New York), the San Jose Museum of Art, The Corcoran Gallery of Art, and the San Francisco Museum of Modern Art. Currently Sultan is a Professor of Art at California College of Arts and Crafts in Oakland. He is represented by the Stephen Wirtz Gallery in San Francisco and the Janet Borden Gallery in New York. Since 1990, Sultan's twenty-five year collaboration with artist Mike Mandel has turned to the creation of permanent artworks that are integrated into the architecture of buildings and address the communities in which they are situated. They have recently completed successful projects in California and New York.




Een eigen waarheid (deze tekst verscheen in FotoMuseumMagazine 34, maart 2006)

Larry Sultan en Mike Mandel publiceerden in 1977, kort na hun studies, het boek ‘Evidence’. Voor de samenstelling ervan bezochten ze de beeldarchieven van tientallen firma’s, afdelingen van de politie en allerhande laboratoria. Het ‘bewijsmateriaal’ dat ze verzamelden werd uit zijn context van functionaliteit geïsoleerd en omgevormd tot louter beeld. Het resultaat werd een hilarische verzameling van ondoorgrondelijke foto’s die tegelijkertijd de betekenis van het gerecupereerde beeld beschreef.

Mike Mandel en Larry Sultan studeerden aan het San Fransisco Art Institute waar ze in 1973 hun diploma behaalden. Tot vandaag werken ze samen aan talrijke kunstprojecten. Ook individueel kreeg hun werk internationale bijval. Zo publiceerde Larry Sultan onlangs het boek ‘The Valley’ waarin hij ironisch documentair de Amerikaanse porno-industrie in beeld brengt. Van dat project was een selectie te zien op Foto Antwerpen 2005 bij Maes & Matthys Gallery.

De foto’s die Mandel en Sultan voor ‘Evidence’ uit de archieven verzamelden, werden oorspronkelijk gemaakt om als beschrijvende documenten te functioneren ter verduidelijking van uiteenlopende situaties zoals plaatsen van misdaad, aërodynamische proeven, industriële experimenten en ander veeleer droog beeldmateriaal. Van de ongeveer twee miljoen foto’s die ze gedurende drie jaar bestudeerden, selecteerden ze een sequentie van 59 beelden. Ongemeen grappig zijn deze foto’s die soms op stills lijken uit de films van Jacques Tati. De oorspronkelijke (onleesbare) anekdotes worden getransformeerd tot een verzameling van mysterieuze industriële poëzie.

Evidence is ontstaan uit het klimaat gecreëerd door Californische kunstenaars zoals Ed Ruscha of John Baldessari. Waar Ruscha sinds de vroege jaren zestig de banaliteit van parkeerterreinen of benzinestations wist op te tillen tot artistiek concept, ging Baldessari aan de slag met bestaand beeldmateriaal dat hij in een nieuwe volgorde plaatse om op die manier de gespannen verhouding tussen autonome en contextuele betekenis uit te spitten.‘Evidence revisited’ is nu in boekvorm als facsimile heruitgegeven. Mandel en Sultan tonen de beelden in een nieuwe context; niet alleen zijn ze uit hun professionele achtergrond gelicht maar ook nog eens dertig jaar na datum. We zien ondoorgrondelijke situaties zoals drie deftige mannen die zich door een ventilator met water laten besproeien. Op een andere foto zien we een man in een laboratorium wiens hoofd, beschermd door een plastic zak, in brand gestoken wordt. Landschappen vol onleesbare objecten brengen ons in verwarring. Op deze foto’s zijn mensen in de weer, alleen zijn we vergeten waarmee of waarom. De makers beschrijven Evidence zelf als een poëtisch onderzoek naar het herstructureren van beelden. Het project stelt vragen over originaliteit en auteurschap zoals de werken van Andy Warhol dat ook deden door de toe-eigening en herpositionering van andermans beelden.

Het effect van deze foto’s is te vergelijken met de readymades van Marcel Duchamp. Door een object (of een foto) te isoleren en in een andere context te plaatsen, krijgt dat object een ander statuut, hoewel het om precies hetzelfde ding gaat. Zo krijgen de elementen bijvoorbeeld een sculpturale waarde, louter door de specifieke betekenis weg te gommen en alleen het beeld over te laten.

De reden waarom Sultans en Mandels onderzoek met Evidence naar het gevonden beeld klassiek geworden is, valt eenvoudig te verklaren omdat dit werk zo fundamenteel fotografisch is. Fotografie gebruikt dezelfde strategie als de readymade: ze plukt banale situaties en objecten uit de stroom van de tijd om ze te isoleren in een nieuw (fotografisch) kader waardoor de beelden een leven op zich gaan leiden, elk met een eigen waarheid, al dan niet losgekoppeld van hun oorspronkelijke context.

Bert Danckaert

woensdag 21 november 2007

Jacqueline Hassink The Power Show a retrospective Photography

The Power Show
This winter sees the arrival of Jacqueline Hassink's The Power Show to the Netherlands, a retrospective from this New York based, Dutch photographer in which power is the predominant theme.

Huis Marseille is showing the most recent series of works: Arab Domains, View, Kyoto and Haute Couture Fitting Rooms, Paris.

The Nederlands Fotomuseum in Rotterdam is simultaneously showing The Table of Power and video screening of Car Girls (17 November 2007 - 13 January 2008, http://www.nederlandsfotomuseum.nl/

Jacqueline Hassink The Power Show a retrospective Photography

The Power Show
This winter sees the arrival of Jacqueline Hassink's The Power Show to the Netherlands, a retrospective from this New York based, Dutch photographer in which power is the predominant theme.

Huis Marseille is showing the most recent series of works: Arab Domains, View, Kyoto and Haute Couture Fitting Rooms, Paris.

The Nederlands Fotomuseum in Rotterdam is simultaneously showing The Table of Power and video screening of Car Girls (17 November 2007 - 13 January 2008, http://www.nederlandsfotomuseum.nl/

dinsdag 20 november 2007

Dutch designer Anthon Beeke wins against Louis Vuitton

Dutch graphic designer Anthon Beeke will not say if luxury goods maker Louis Vuitton and Italian artist Vanessa Beecroft have paid him damages after admitting infringing his copyright on an alphabet made up of naked women, says Tuesday's Volkskrant.
Louis Vuitton used Beecroft's version for a logo. Beeke made his alphabet in 1969.

[Nude Alphabet]. Beeke, Anthon and Kooiman, Geert with Photo-Story by Ed van der Elsken. Produced by Anna Beeke. Anton Beeke and Steendrukkerij de Jong & Company, Hilversum, Holland, 1970. From the Quadrat-Print Series, which was edited by Pieter Brattinga. First edition. Small square quarto. Stiff white paper portfolio; grainy photograph of one shooting session on cover. With thirty plates on stiff paper laid in loose, as issued.

A photographic project rooted in the tradition of sixties 'happenings' and experimentation, it demonstrates a relaxed European attitude toward nudity. The three stiff paper portfolio panels unfold to display fifty-five small photographs by Ed Van Der Elsken documenting the photo shoot that produced the plates. In each of the thirty plates, nude female models are arranged to spell out a letter of the alphabet or a punctuation mark. An unusual production.

Anthon Beeke is a towering figure in Dutch graphic design culture. His posters for major Dutch theatre companies and museums have graced and stirred the streets of Amsterdam and the rest of the Netherlands for decades. He started out as a young rebel in the 1960s, thoroughly upsetting the prevalent Dutch design culture of stern modernism with his provocative images and personal style. Since, Beeke has become the dean of Dutch poster makers and an internationally acclaimed designer of posters, books, magazines, exhibitions and identities. This monograph follows his life’s work and analyses the themes which have fascinated and inspired Beeke throughout his career. Whether he is interpreting a classic theatre play or designing an identity for a cultural institution, Anthon Beeke is a sophisticated aesthete who never forgets where life really takes place: on the street.


Paris's Louis Vuitton store and 4306-square-foot exhibition space on the Champs Elysees just underwent a high-profile 20-month renovation to reopen bigger, brighter and full of art at the end of 2006. Vanessa Beecroft marked the date with a performance in which, as Artforum described it, "30 naked models--black and white--sat silently on shelves alongside classic Louis Vuitton handbags and luggage." Charta's VB LV documents Beecroft's monumental inaugural performance in this one-foot-square, glossy hardcover album. According to New York's Deitch Gallery, "Vanessa Beecroft works in the gap between art and life. The work is neither performance nor documentary, but something in between. Her live events are recorded through photography and film, but her conceptual approach is actually closer to painting. Beecroft is making contemporary versions of the complex figurative compositions that have challenged painters from the Renaissance onwards. She sets up a structure for the participants in her live events to create their own composition, presenting themselves according to their own internalized aesthetic system." Beecroft was born in 1969 in Genoa, Italy. She currently lives between New York and Los Angeles.





Read more : The erotics of type ...

maandag 19 november 2007

Bill Burke I Want To Take Picture Photography

I Want To Take Picture
by Bill Burke

The resurgence of interest in photobooks that are long out of print has sparked a race for reprints. Today's publishers have suddenly realised the huge potential of important volumes that never saw wide distribution. Twin Palms Publishers have just released a reprint of Bill Burke's seminal book of 1987 "I Want To Take Picture" as well as his less well known 1995 followup "Mine Fields".

"I Want To Take Picture" documents one of the twentieth centuries darkest episodes, the aftermath of Pol Pot's Khmer Rouge regime in Cambodia. But it is also Burke's travel journal. His polaroid photographs are scrawled with personal recollections and hark bark to the work of french colonial photographers entering Cambodia a century earlier. Burke begins with refugees on the Thai-Cambodian border and retraces their footsteps in reverse. Photographs of masses in refugee camps are replaced by those of landmine victims, forces still in combat, and a people under siege. It is important as a photobook as it is an early example of a photographer embedding themselves into a conflict out of compassion and necessity. The result is a warmth and power that was rarely seen in the clinical photographs of the neighbouring just ended Vietnam war.







Bill Burke Biography
1943 Born
1966 BA - Middlebury College, Art History
1968 BFA - Rhode Island School of Design, Photography
1970 MFA - Rhode Island School of Design, Photography

Selected Exhibitions
2005 Howard Greenberg Gallery, New York (solo)
2005 Recent Portraits Howard Yezerski Gallery, Two person show with Robert Cumming
2004 The Open Book, A History of Photographic Books from 1878 to the Present, The Hassleblad Center
2003 AMFAR Aids Research Photo Potfolio
2002 Fire / Iron, Deer Hunter to Squirrel Hunter, Pittsburgh Filmmakers, Pittsburgh (solo)
2001 Signs of The Market. Cambodian hand painted signs, B’s Photos and sign collection, MillS Gallery, Boston Ctr for the Arts, Boston
2001 Somewhat Corrupt, Computer Art Show, Plaza Gallery, Fordham University, New York City
2001 Local Heroes, Tera Museum of Art, Chicago
2000 Reflections in a Glass Eye, Works From the Collection of the International Center for Photography, ICP Gallery, New York
2000 American Perspectives: Photographs from the Polaroid Collection, Tokyo Photo Museum, Tokyo
1999 Blind Spot Issue 13, Robert Mann Gallery, New York
1999 Crackpot Theorists and Terminal Technology, List Visual Arts center, M I T cambridge Ma
1998 Rethinking Artist's Books Univ Art Gallery, Central Mich. University
1997 The Garden of Eden, Noorderlight Photofestival, Groningen, Netherlands
1997 Harry Callahan and his Students, High Museum of Fine Arts, Atlanta Ga
1996 Transformation of the Work in Art, Offset Artists books and prints, Fosdick-Nelson Gallery, School of Art and Design, Alfred, New York
  

dinsdag 13 november 2007

NRC fotoboeken / photobooks De verzamelaars zijn in de war Photography

De verzamelaars zijn in de war door Arjen Ribbens

Fotoboeken Handelaren en liefhebbers betalen steeds grotere bedragen

Fotoboeken zijn in korte tijd een gewild verzamelobject geworden. Donderdag begint Paris Photo, hét internationale trefpunt voor collectioneurs.

Mannen, nóóit vrouwen. En meestal mannen van middelbare leeftijd. Lodewijk van Paddenburgh, een Leidse antiquaar gespecialiseerd in fotoboeken, beschrijft de bezeten bibliofielen die bereid zijn 5.000 euro neer te tellen voor een smetteloos exemplaar van The Americans, het befaamde fotoboek van Robert Frank uit 1959.

Voor de tiende keer staat Van Paddenburgh volgende week met de belangrijkste boeken uit zijn winkel op de antiquarenbeurs bij de Franse fotomanifestatie Paris Photo, hét jaarlijkse trefpunt voor verzamelaars van fotos en fotoboeken. Elk jaar weer een bijzondere ervaring, zegt de handelaar. Al voelt hij zich soms enigszins ongemakkelijk bij de hebberigheid die verzamelaars ten toon spreiden. Mannen die beginnen te hyperventileren als ze een lang gezocht boek zien liggen. Dat je in ademnood komt bij een vrouw of bij een kunstwerk kan ik nog begrijpen. Eerlijk gezegd, heb ik liever te maken met studenten die hun aankoop in termijnen moeten afbetalen.

Maar het was zeker geen beginnend verzamelaar die vorig jaar in Parijs zijn topstuk aankocht: een door fotograaf en typograaf Piet Zwart gemaakte catalogus voor de Nederlandsche Kabelfabriek, een 88 paginas tellend boek uit 1928. De vraagprijs van 25.000 euro bleek geen beletsel; al voor de opening werd het boek verkocht.

Ook volgende week heeft Van Paddenburgh tientallen fotoboeken bij zich die op zn minst duizend euro kosten. Daar staat tegenover dat de antiquaar zijn relativerende running gag van de afgelopen jaren herhaalt: voor 10 euro verkoopt hij een van de opgewekste fotoboeken ooit, The family of man. Van deze blijmoedige tentoonstellingscatalogus uit de jaren vijftig heeft hij de afgelopen maanden weer een flinke stapel exemplaren verzameld.

Antiquarische fotoboeken zijn de afgelopen vijf jaar enorm in waarde gestegen. Dat geldt niet alleen voor klassiekers van coryfeeën als August Sander, Henri Cartier-Bresson en William Klein, maar ook voor meer recente boeken. Hollandse taferelen, het boek met landschapsfotos dat Hans Aarsman in 1989 maakte, kost antiquarisch ongeveer 1.000 euro. In Flagrante van Chris Killip, een somber stemmend portrettenboek over het Engeland van Margaret Thatcher, lag kort geleden nog in de ramsj voor 11,90 gulden. Een gaaf exemplaar doet nu ruim 2.000 euro.

De handel is ingesprongen op de recente ontwikkeling. Grote antiquariaten maken sinds kort speciale catalogi met fotoboeken. En Christies organiseerde mei vorig jaar in Londen de eerste gespecialiseerde veiling. Tweehonderd fotoboeken brachten in totaal bijna 1 miljoen euro op, aanzienlijk meer dan verwacht. Omdat de tweede veiling afgelopen voorjaar een nieuw succes opleverde, heeft het veilinghuis inmiddels besloten tot een jaarlijkse traditie.

Vanwaar die nieuwe status voor het fotoboek? Een rondgang langs handelaren en verzamelaars maakt duidelijk dat er tenminste drie verklaringen zijn.

Fotoboeken hebben een andere status gekregen, zegt Manfred Heiting, met zijn klimaatgecontroleerde bibliotheek met ruim 30.000 fotoboeken misschien wel de grootste particuliere verzamelaar ter wereld. Fotografie heeft als kunstvorm het afgelopen decennium enorm aan importantie gewonnen. Als gevolg daarvan zijn vintage prints van belangrijke fotografen onbetaalbaar geworden. Veel verzamelaars zijn daarom overgestapt naar fotoboeken.
Tegelijk, vervolgt Heiting, is het besef gegroeid dat een boek de beste manier is om fotografie te tonen. De combinatie van fotos, tekst en vormgeving in een boek is vaak duidelijker en interessanter dan een tentoonstelling. Neem de Japanse fotograaf Araki, zegt de collectioneur. Hij heeft vierhonderd boeken gemaakt. Zon oeuvre vang je niet in vijf afdrukken, je kunt beter zijn boeken verzamelen.

Toen de prijsontwikkeling zich rond de eeuwwisseling begon af te tekenen, sprongen speculanten daarop in. Heiting: Bij de bank krijg je 3 procent rente op je geld. Met belangrijke boeken kan je in vijf jaar tijd je investering verdubbelen.

Invloedrijk daarbij was het boek dat de Amerikaanse verzamelaar Andrew Roth in 2001 publiceerde: The book of 101 books, een beschrijving van de belangrijkste fotoboeken van de 20ste eeuw. Heiting: Ik ken wel vier mensen die tegen handelaren zeiden: Bezorg mij al die boeken.

Tegelijk veranderde internet de markt, zegt Han van der Leur van Raster, een in fotoboeken gespecialiseerd antiquariaat in Rotterdam. De markt is zo transparant geworden. Je tikt bij een zoekmachine een titel in en je weet wat de vraagprijs is. Net als Van Paddenburgh verkoopt Van der Leur via internet aan verzamelaars over de hele wereld.

Een derde, niet te onderschatten factor voor de groeiende populariteit van het fotoboek is Martin Parr. De 55-jarige Engelse reportagefotograaf, zelf een groot verzamelaar, is een onvermoeibaar pleitbezorger voor het fotoboek. Samen met fotograaf en criticus Gerry Badger publiceerde hij in 2004 het eerste deel van The Photobook: A history, een geschiedenis van de fotografie aan de hand van het fotoboek.

Met deze tweedelige uitgave, waarin ruim vijfhonderd boeken worden beschreven, heeft Parr een nieuwe markt gecreëerd. Na het eerste deel ontstond meteen een klopjacht op de genoemde titels.

Wereldwijd hengelden verzamelaars daarna bij Parr naar de titels die hij zou noemen in het tweede deel van zijn boek, waarin hij de meer recent verschenen boeken zou beschrijven. Fotograaf Bart Sorgedrager, die met Parr is bevriend, merkte dat deze koersgevoelige informatie op een gegeven moment deels op straat lag. Onder verzamelaars circuleerde een drukproef met een aantal titels. Mijn boek Mensenstroom stond daarin per ongeluk aangeduid als Mesenstroom. Opeens kreeg ik mails en telefoontjes van wildvreemden: Mister Sorgedrager, you are such a wonderful photographer. The only book of yours that Im missing is Mesenstroom. Do you still have a copy available?

De markt is in te delen in vóór en ná Parr, zegt Sorgedrager. Antiquaar Han van der Leur kan zich daarin vinden: De markt is in de war, er wordt te veel achter Parr aangelopen. De in Los Angeles wonende verzamelaar Manfred Heiting is dezelfde mening toegedaan. Het heeft geen zin om te jagen op die 600 boeken die door Parr en Roth worden genoemd. The train has left the station - die boeken zijn onbetaalbaar geworden. Verzamelaars moeten met hun ogen en niet met hun oren kopen. Ontwikkel je eigen smaak, er zijn nog verzamelgebieden genoeg.

Gevraagd naar een voorbeeld, hoeft Heiting niet lang na te denken. Ga Nederlandse bedrijfsboeken verzamelen. Heel goede fotografen en vormgevers hebben daaraan meegewerkt. Die boeken zijn nog spotgoedkoop.

WassinkLundgren: Empty bottles, Rotterdam, Veenman publishers, 2007. Oplage: 800 Hoe bereik je een zo groot mogelijk publiek met je eerste boek? De jonge Nederlandse fotografen Thijs groot Wassink en Ruben Lundgren verzonnen een list. Ze zonden hun boek Empty bottles, met 24 fotos van flessen rapende Chinezen, afgelopen zomer in voor de Prix du livre, de door het fotofestival in Arles georganiseerde uitverkiezing van het mooiste fotoboek van het jaar. Tot hun verbazing werd Empty bottles op 7 juli uitgeroepen tot het mooiste van de driehonderd ingezonden boeken. Een paar dagen later was hun in eigen beheer uitgegeven boek (15 euro) uitverkocht. Mede dankzij Lodewijk van Paddenburgh. Direct na de uitverkiezing kocht de Leidse antiquaar het restant van de oplage. Voor 125 euro is het boek nu bij de antiquaar te koop. De Engelse fotograaf en collectioneur Martin Parr kocht in Arles vijf exemplaren van Empty bottles. Thijs groot Wassink: Gek, vroeger stond in de rij voor een handtekening van Parr. Nu moest ik voor hem mijn eigen boek signeren. Vijf keer! Via onze website melden zich nu verzamelaars die ons boek willen hebben. Ik moet er wel om lachen, iets wat zo uit de hand loopt. Binnenkort verschijnt een tweede druk. Oplage: 2.000 exemplaren. Bart Sorgedrager: Mensenstroom, Amsterdam, GKN Holland, 1997. Oplage: 1.000 Van de veertien fotoboeken die Bart Sorgedrager (1959) maakte, zijn de meeste antiquarisch voor schappelijke prijzen te koop. Met één uitzondering: Mensenstroom, een nooit in de handel verschenen reportage over het laatste jaar van de kerncentrale in Dodewaard. Het grootste deel van de oplaag is als afscheidsgeschenk aan de werknemers van de centrale cadeau gedaan. Vorig jaar werd Mensenstroom opgenomen in het tweede deel van The Photobook: A History, waarin Martin Parr en Gerry Badger de 500 belangrijkste fotoboeken aller tijden beschrijven. Sorgedrager beseft wat die vermelding betekent voor de handelswaarde van zijn boek. Antiquaar Van Paddenburgh verkocht vorig jaar op Paris Photo een exemplaar voor 695 euro. Voor de komende beurs heeft de fotograaf weer een exemplaar aan de handelaar meegegeven. De vraagprijs dit jaar: 1.200 euro. Sorgedrager: De handel in fotoboeken is een vorm van tulpenhandel. Met de resterende exemplaren van Mensenstroom springt hij zuinig op. Ik hoef nog niet zonodig te verkopen. Als zelfstandig fotograaf heb je geen pensioen. Marjaana Kella: Marjaana Kella, Amsterdam, Van Zoetendaal Collections 2002. Oplage: 1.000 Marjaana Kella verkent de grenzen van de portretfotografie. De Finse fotografeert bijvoorbeeld alleen het achterhoofd van mensen. Of personen in gehypnotiseerde toestand. Haar Amsterdamse galeriehouder Willem van Zoetendaal maakte vijf jaar geleden een bescheiden, maar fraai verzorgde uitgave van Kellas werk. Een aardig boek, zegt Van Zoetendaal, maar ik heb echt betere gemaakt. Toch drong alleen zijn Kella-boek door tot de canon van Martin Parr, die in The Photobook de vijfhonderd belangrijkste fotoboeken aller tijden beschreef. Direct na het verschijnen van dat standaardwerk begon eind vorig jaar de telefoon te rinkelen. De eerste vier jaar had Van Zoetendaal 300 exemplaren verkocht, vooral in Finland. De afgelopen twaalf maanden verkocht hij er 450. Op advies van een bevriende antiquaar houdt de uitgever de laatste 250 exemplaren vast. Van Zoetendaal: De boeken die ik het afgelopen jaar nog voor 30 euro verkocht, worden op internet voor veel hogere bedragen doorverkocht. Een blik bij de internationale zoekmachine Eurobuch.com bewijst zijn gelijk. Vijf antiquariaten bieden het boek van Kella aan voor bedragen tussen 91 en 183 euro. Johan van der Keuken: Paris Mortel, Hilversum 1963. Oplaag: 1.000 Lodewijk van Paddenburgh vindt dat hij het aan zijn stand verplicht is: als antiquaar gespecialiseerd in fotoboeken wil hij de tien belangrijkste Nederlandse titels altijd op voorraad hebben. Dus van Sweet life van Ed van der Elsken en Chili van Koen Wessing probeert hij altijd een exemplaar op voorraad te hebben. Dat geldt zeker ook voor Paris Mortel, het belangrijkste boek van Johan van der Keuken. Ik heb er al heel wat van verkocht. Al moet ik er de hoofdprijs voor betalen, als ik geen ander exemplaar heb, koop ik het in. Twaalf jaar geleden verkocht Van Paddenburgh zijn eerste Paris Mortel voor 250 gulden. Onlangs verkocht hij een exemplaar voor bijna het twintigvoudige: 2.150 euro. In Parijs biedt hij volgende week een exemplaar aan waarvan het stofomslag ontbreekt. De vraagprijs bedraagt slechts 1.495 euro. Van Paddenburgh: Echte verzamelaars willen een compleet exemplaar in mint condition.

Info: Paris Photo, van 15 t/m 18 nov. Informatie: http://www.parisphoto.fr/