Richard Tepe: Photography of Nature in the Netherlands 1900-1940 door Christiane Kuhlmann / Richard Tepe(Auteur)
Rijksmuseum Amsterdam (2007), Editie: First Edition
|
Posted on October 28, 2010 by claartjevandijk
Richard Tepe, Trio haantje met twee hennetjes (Trio: rooster with three hens),
ca. 1910–40
Richard Tepe, Bloeiende tak (Flowering branch), ca. 1910–40
Richard Tepe, Vink bij zijn nest met jongen deze voederend (Finch feeding its young),
ca. 1910–40
Richard Tepe, Muur met Morellea [leilaoomea] in den Moestuin van den Huize “De Sall,, te Voorst (Wall with Morello tress in vegetable garden at De Sall in Voorst), ca. 1910–40
Richard Tepe was one of the first photographers in the Netherlands to photograph nature and to point out the importance of its preservation. Although his work was well known and widely published and exhibited in the early part of the twentieth century, his name was quickly forgotten after his death in 1952.
Tepe was born in Amsterdam in 1864, where he was raised by his grandparents and grew up in an upper-class, Catholic environment. His grandfather owned a textile company and one of Tepe’s relatives was one of the master builders of the well-known Krijtberg church at the Singel canal in Amsterdam.
Tepe was both co-founder and member of several ornithologist and natural preservation clubs and became a member of the Netherlands Patrons of Photographers Association in 1909. It is unclear why he became interested in photography, but it is evident that his interest was not limited to the aesthetic qualities of the photographic image. The aspect of “knowledge” enclosed in the photographic medium was equally important to him. The visual qualities of photography offered opportunities to analyze the subject of research, which is probably how Tepe intended to use his photographs: as an exact copy of nature to study his field work.
In his oeuvre Tepe focused on birds, nests, animals, and landscapes, but he also photographed still lifes and genre scenes. The Rijksmuseum holds approximately 300 of his prints in their collection, and 3,000 original glass plates that were once archived in Amsterdam were transferred to the Fotomuseum in Rotterdam in 2000, which shows a selection of his work online.
Source: Christiane Kuhlmann, Richard Tepe: Photography of Nature in the Netherlands 1900–1940, Amsterdam: Rijksmuseum and New Amsterdam Publishers, 2007
Mevrouw Olie moest het licht vangen
Dankzij de steun van een mecenas worden minder bekende facetten van de fotocollectie van het Rijksmuseum in boekvorm ontsloten. Elk deeltje maakt nieuwsgierig naar andere fotoarchiefladen.
Marianne Vermeijden
21 november 2014
Christiaan Snouck Hurgronje: Huis in Jeddah, 1884
Uit besproken boekje over Snouck Hurgronje
Bij een natuurliefhebber als Jac. P. Thijsse denkt menigeen meteen aan fabrikant Verkade, maar lees je de naam Richard Tepe dan denk je ‘wie?’.
Tepe (1864-1952) was net zo verzot op flora en fauna en net zo’n fervent natuurbeschermer. Hij werkte als vogelvoyeur, een jager met een camera, die rondsloop bij het Naardermeer en elders. Zo’n 8.600 glasnegatieven liet hij na. Hij schreef ook, werkte met Verkade samen en publiceerde zijn volle vogelnesten, kraaien en lepelaars in tijdschriften en boeken. Foto’s in koffie- en theetinten, zoekplaatjes soms, maar met bezetenheid gemaakt.
In het fotoarchief van het Rijksmuseum – 150.000 stuks – schuilt werk van Tepe. Het is uitgelicht in een van de boekjes in een serie over die omvangrijke collectie. De deeltjes zijn telkens gewijd aan één fotograaf, een fotoreeks of een ander thema: van een laat 19de-eeuws album met ornamentstudies tot en met het erotisch universum van Sanne Sannes (1937-1967) .
De serie, al jaren financieel geruggesteund door fotoverzamelaar Manfred Heiting en zijn vrouw, staat haaks op de nu lopende, vorstelijke fototentoonstelling Modern Times in het Rijks (t/m 11/1/2015). Daar struin je langs vooral iconische opnamen om steeds een ‘oh’ of een ‘aha’ te slaken. De klassiek vormgegeven boekjes maken je wijzer dankzij een compacte historische context. Wisselende binnen- en buitenlandse deskundigen zoeken het wie, wat, waar, waarom en wanneer tot op op bodem uit.
Neem bijvoorbeeld het deeltje over Jacob Olie jr., zoon van de bekende, 19de-eeuwse fotograaf die Amsterdam en omstreken verkende. Van chemicus Olie junior (1879-1955) zijn 262 autochromen bekend, dia’s op glas in pasteltinten, genomen in zijn weelderige huis in Utrecht. Fotograferen was nog een feestje. Eerst moesten meubels worden versleept, er verschenen veldboeketten op tafel en mevrouw Olie werd naar het raam gedirigeerd om licht te vangen. En dan kom je ook veel te weten over zijn huis, de binnenhuistrends van die tijd, Olies tijdgenoten en ‘autochroom-collega’s’.
Avontuurlijker zijn de boekjes over dominee Louis Heldring (1852-1923), en arabist en islamoloog Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936). Beiden trokken eind 19de eeuw naar het Midden-Oosten. Heldring reisde in groepsverband langs bijbellocaties, en verder. Hij bundelde zijn impressies van Jeruzalem, Nazareth, Damascus en Kaïro in een oplage van drie fotoboeken voor zijn drie kinderen, opdat zij God, hun vader en het Heilige Land niet uit het oog verloren, blijkbaar.
Snouck Hurgronje had een spannender invalshoek en fotografeerde beter. Als eerste westerse fotograaf wilde hij de hadj in Mekka vastleggen. Reden dus om zich te bekeren en zichzelf te besnijden, zodat hij bij een wasbeurt of visitatie ter plekke niet als ‘kafir’ ontmaskerd zou worden.
Eerst verkende hij Jeddah en maakte er groepsportretten van armoedige pelgrims. Na veel gelobby bereikte hij per kameel en met een bewapend escorte uiteindelijk Mekka. Een Ethiopisch meisje, gekocht op de slavenmarkt, wijdde hem in in de plaatselijke gebruiken. En hij trok al snel op met de plaatselijke fotograaf Abd al-Ghaffar – ook arts, horlogemaker en wapensmid – die met zijn camera minder vijandig bejegend werd dan een westerling.
Samen portretteerden ze eerst heren van stand. Alles liep op rolletjes, en toen ineens niet meer. Halsoverkop moest Snouck Hurgronje Mekka verlaten. Hij was de dupe geworden van valse roddel. Terug in Nederland bleef hij Abd al-Ghaffar bestoken met verzoeken: stuur me foto’s van vrouwen en slaven! De hadj geloofde hij verder wel. De man in Mekka deed zijn best, zo bewijzen de foto’s in het boekje, maar niet genoeg, vond Snouck Hurgronje.
Of het nu de opnamen van Tepe of Heldring zijn, je treft ze bij uitzondering aan in ’s Rijks’ zalen. Laat staan dat je in fotoalbums kunt bladeren, zoals in dat van een onbekende Duitser, die eind 19de eeuw zelf een exemplaar in Japan samenstelde. Westerse toeristen kochten daar meestal kant-en-klare lakalbums vol exotische attracties: van tempels en kersenbloesem tot geisha’s en samoerai. Het deeltje Unknown Japan is een speurtocht naar die Duitser: waarom kocht hij die afwijkende foto’s, wat had hij met moderne architectuur? Intussen kom je veel te weten over de vroege fotografie, toen een portret nog het maandsalaris van een Japanse bouwvakker kostte.
De serie beslaat nu dertien boekjes. Volgend jaar verschijnen er drie nieuwe, over amateur Dolph Kessler, Man Rays portret van Peggy Guggenheim en over veertig jaar foto-opdrachten van het Rijks. ‘Voor elk wat wils’ is een flauwe conclusie, en toch is het zo. Daarnaast maakt ieder deeltje je nieuwsgieriger naar wat er nog meer in dat fotoarchief ligt. Dat het Victoria & Albert Museum in Londen het idee overneemt, zegt genoeg.
Rijksmuseum Studies in Photography. Manfred & Hanna Heiting Fund/Rijksmuseum Amsterdam. Elk deel ca. 60 blz. € 22,95
Leerzame serie fotoboekjes gebaseerd op de uitgebreide collectie van het historisch fotoarchief van het Rijksmuseum. Met werk van onder meer Snouck Hurgronje, Olie jr., Tepe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten