THE RUSH AND CALM, MOMENTS IN THE CITY
A deserted 1950s theatre versus a packed metro train with passengers flattened against the windows. Just one of the many contrasts waiting to be discovered in The rush and calm, moments in the city, a major photo exhibition opening at the Hague Museum of Photography on 5 July.
Where else are social divisions so apparent? The city is a reflection of society and of the complexity of life. No wonder that its psychology is such a source of inspiration for photographers. The modern city presents an array of antitheses: it is both highly planned and labyrinthine, structured yet chaotic, a fast-moving and exciting place to live but at times a war zone from which to flee. In this show, 40 different photographers offer us their vision of the city in around 150 images. Most of the photographs come from one of the finest (anonymous) private collections in the Netherlands; a few are drawn from the collection of the Gemeentemuseum Den Haag. Top names include Karl Hugo Schmölz, Lee Friedlander, Diane Arbus, Ed van der Elsken, Mitch Epstein, Dana Lixenberg, William Klein, Walker Evans and Michael Wolf.
The exhibition starts with around 70 vintage photos by German architectural photographer Karl Hugo Schmölz (1917-1986). In the 1950s, Schmölz documented the austere buildings erected during the post-war reconstruction and industrial regeneration of Cologne in images full of icy precision and devoid of human presence. Few photographers have ever captured the serene abstraction of the city as perfectly as he did. His pictures – made with a technical camera (negative format 18 x 24 cm) – meticulously record the German Wirtschaftswunder and portray the new office blocks, department stores, cinemas and theatres conjured from the rubble of the Second World War. The modern, functional architecture of the new buildings is matched by Schmölz’s coolly detached and rational style. Yet he manages to introduce dramatic effects, for example by making his images as empty as possible or by taking his pictures at dusk in order to maximise the contrast between light and dark.
The exhibition goes on to trace the emergence of post-war social unrest and the advances of the 1960s and 70s via trends in urban photography such as ‘street photography’ (Ed van der Elsken and Lee Friedlander) and the ‘new topographics’ (Henry Wessel and Lewis Baltz). It closes with a look at the rise of colour photography in the 1980s and 90s (Mitch Epstein and Martin Parr) and at contemporary 21st-century developments in urban photography (Larry Sultan and Jitka Hanzlová).
In stark contrast to the serene perfection of Schmölz’s images, the show includes photographs in which you can almost hear the hustle and bustle of the city: photos like the clandestine images of the Barcelona red light district created by Joan Colom in 1958-1961 or the pictures snatched by paparazzo Ron Galella. Michael Wolf goes further, viewing the city as a claustrophobic nightmare, and his Tokyo Compression series shows long-suffering commuters flattened against the windows of crammed subway trains.
De poëzie van de grote stad, in kleur en zwart-witDoor Tracy Metz
Soms is de stad stil, donker en ijzingwekkend netjes, zoals op de foto’s van de Duitse fotograaf K.H. Schmölz (1917-1986). Tegenover de chaos van de Tweede Wereldoorlog plaatste hij de naoorlogse vooruitgang – welvaart, moderniteit – centraal in beelden die geheel van mensen zijn gespeend. Schmölz’ hoofdpersonen zijn de gebouwen zelf. Ze staan aanlokkelijk te stralen in de duisternis: een bioscoop, een autoshowroom, een benzinestation, een concertzaal. Allemaal leeg maar o zo begeerlijk.
Met ruim zeventig foto’s is Schmölz een van de pijlers van de tentoonstelling De stad, de stilte en het gedruis in het Fotomuseum Den Haag. Die bevat rond de 150 foto’s van veertig fotografen, grotendeels afkomstig uit een veel grotere verzameling van een anoniem Nederlands echtpaar. Alleen al van Schmölz hebben zij rond de honderd originele afdrukken. Ze nodigden curator Wim van Sinderen uit om naar een thema van zijn keuze een expositie samen te stellen, hier en daar aangevuld met werk uit de eigen collectie van het museum.
Het thema dat Van Sinderen koos, ‘de stad’, was weliswaar geïnspireerd door het werk van Schmölz, maar biedt vervolgens alle ruimte aan alle soorten fotografie uit de afgelopen halve eeuw. Naast het strak geregisseerde van Schmölz vind je de straatfotografie met Daido Moriyama’s snapshots van Tokio en Ed van der Elskens vetkuiven en suikerspinnen. De kleurenfotografie verschijnt ten tonele met het aardbeien- en slagroomtoetje in hoogglans technicolor van Martin Parr, de documentaire verhalen worden verteld met de ontroerende portretten van de New Yorkse daklozen van Dana Lixenberg.
Van stilte tot gedruis, de tentoonstelling waaiert net zo vrij en chaotisch en kleurrijk en fragmentarisch uit als het stadsleven zelf. Van Sinderen noemt het zelf „een losjes, bijna jazz-achtige improvisatie op een thema”. Als bezoeker moet je op je gevoel varen, want duiding of betoog of chronologie is er niet, behalve een summiere inleiding en wat citaten op de muren van uiteenlopende figuren als Bono en Robert Musil en fotografe Diane Arbus die zegt: ‘I have never taken a picture I’ve intended. They’re always better or worse.’ Onwillekeurig vraag je je af: haar portretten die hier hangen, zoals die van een Puertoricaanse huisvrouw en een burlesque danseres, zijn die better or worse?
Nog sprekender dan de naoorlogse reeks van Schmölz heeft de Amerikaanse fotograaf Lee Friedlander het stedelijke gevoel te pakken met zijn serie The New Cars. Het tijdschrift Harper’s Bazaar gaf Friedlander opdracht om de nieuwe auto’s van 1964 te fotograferen. Zoals voor Schmölz de gebouwen de hoofdrol speelden, waren dat voor Friedlander deze auto’s. Hij plaatste ze als quasi-onopvallende passanten in het gruizige stadsdecor van autosloperijen, of achter de glazen voordeur van een diner, of terloops half in beeld langs de stoep.
De autofabrikanten waren niet tevreden en het tijdschrift heeft ze niet afgedrukt. In het museum is te zien dat ze ongelijk hadden: Friedlander heeft juist van de auto’s de ongekroonde koninginnen gemaakt van de Amerikaanse stad van hun tijdperk.
In 1958 maakte Ray Metzker een foto in Chicago, Light lines geheten. Zo simpel als het onderwerp is – de benen van twee mensen die oversteken en de schaduwen die ze op het asfalt werpen – zo vol optimisme en ongekende mogelijkheden is die foto. De Duitse fotograaf Michael Wolf laat in Azië een andere wereld zien, met zijn beelden van forensen die tegen de ruiten vol condens van de metro worden geplet en hun reis in lijdzaamheid ondergaan. De stad bevrijdt, de stad bedrukt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten