Marianne Breslauer
Marianne Breslauer, Self-Portrait, c. 1930
Marianne Breslauer (1909-2001) was born in Berlin on November 20, 1909. The daughter of Dorothea Breslauer and Prof. Alfred Breslauer, an architect, launched her career as a photographer in 1927. Having trained at Lette-Haus, Berlin, Breslauer travelled to Paris in 1929 where she met Man Ray. He encouraged her straight away to pursue her own photographic ideals. Magazine publications of her works in Für die Frau and Frankfurter Zeitung met with considerable success. She returned to Berlin in 1930 to start work at the Ullstein photographic studio. In 1931 she embarked on a two-month tour of Palestine; in 1932 she left the Ullstein studio to return to Paris.
Marianne Breslauer, Annemarie Schwarzenbach and her Mercedes, Berlin 1932
Marianne was a close friend of the Swiss writer and photographer Annemarie Schwarzenbach, whom she photographed many times. She described Annemarie (who died at the young age of 34) as: "Neither a woman nor a man, but an angel, an archangel". In 1933 they travelled together to the Pyrenees to carry out a photographic assignment for the Berlin photographic agency Academia. This led to Marianne's confrontation with the anti-Semitic practices then coming into play in Germany. Her employers wanted her to publish her photos under a pseudonym, to hide the fact that she was Jewish. She refused to do so.
Marianne Breslauer, Ruth von Morgen, Berlin, 1934
In 1933 the Academia agency sent her on a photographic assignment to Spain in the company of Annemarie Schwarzenbach. Following the Nazi coup, Breslauer did not return to Germany but travelled to Zürich instead where she obtained work with the Zürcher Illustrierte through Arnold Kübler, its editor-in-chief. A photo series about Erika Mann's Pfeffermühle originated in this context. Family matters prompted her return to Berlin in 1934, where she again worked for the Ullstein magazines.
Marianne Breslauer, Pamplona, 1933Marianne Breslauer emigrated in 1936 to Amsterdam where she married the art dealer Walter Feilchenfeldt - he had previously left Germany after seeing Nazis break up an auction of modern art. Her first child, Walter, was born here. Family life and work as an art dealer hindered her work in photography. In 1939 the family fled to Zurich where her second son, Konrad, was born. After the war, in 1948, the couple set up an art business in Zurich specializing in French paintings and 19th-century art. When her husband died in 1953 she took over the business, which she ran with her son Walter from 1966 to 1990. Marianne Breslauer died in Zollikon, near Zurich, in 2001.
Marianne Breslauer, Self-Portrait, c. 1930
Marianne Breslauer (1909-2001) was born in Berlin on November 20, 1909. The daughter of Dorothea Breslauer and Prof. Alfred Breslauer, an architect, launched her career as a photographer in 1927. Having trained at Lette-Haus, Berlin, Breslauer travelled to Paris in 1929 where she met Man Ray. He encouraged her straight away to pursue her own photographic ideals. Magazine publications of her works in Für die Frau and Frankfurter Zeitung met with considerable success. She returned to Berlin in 1930 to start work at the Ullstein photographic studio. In 1931 she embarked on a two-month tour of Palestine; in 1932 she left the Ullstein studio to return to Paris.
Marianne Breslauer, Annemarie Schwarzenbach and her Mercedes, Berlin 1932
Marianne was a close friend of the Swiss writer and photographer Annemarie Schwarzenbach, whom she photographed many times. She described Annemarie (who died at the young age of 34) as: "Neither a woman nor a man, but an angel, an archangel". In 1933 they travelled together to the Pyrenees to carry out a photographic assignment for the Berlin photographic agency Academia. This led to Marianne's confrontation with the anti-Semitic practices then coming into play in Germany. Her employers wanted her to publish her photos under a pseudonym, to hide the fact that she was Jewish. She refused to do so.
Marianne Breslauer, Ruth von Morgen, Berlin, 1934
In 1933 the Academia agency sent her on a photographic assignment to Spain in the company of Annemarie Schwarzenbach. Following the Nazi coup, Breslauer did not return to Germany but travelled to Zürich instead where she obtained work with the Zürcher Illustrierte through Arnold Kübler, its editor-in-chief. A photo series about Erika Mann's Pfeffermühle originated in this context. Family matters prompted her return to Berlin in 1934, where she again worked for the Ullstein magazines.
Marianne Breslauer, Pamplona, 1933
Marianne Breslauer emigrated in 1936 to Amsterdam where she married the art dealer Walter Feilchenfeldt - he had previously left Germany after seeing Nazis break up an auction of modern art. Her first child, Walter, was born here. Family life and work as an art dealer hindered her work in photography. In 1939 the family fled to Zurich where her second son, Konrad, was born. After the war, in 1948, the couple set up an art business in Zurich specializing in French paintings and 19th-century art. When her husband died in 1953 she took over the business, which she ran with her son Walter from 1966 to 1990. Marianne Breslauer died in Zollikon, near Zurich, in 2001.
Herontdekte foto's nog even fris
Klein oeuvre van fotograaf Marianne Breslauer uit de jaren dertig nu te zien in het Joods Historisch Museum
artikel | Donderdag 21-07-2011 | Sectie: Cultureel Supplement | Pagina: C08 | Eddie Marsman
Marianne Breslauer fotografeerde slechts kort. Haar foto's waren in de jaren dertig nieuw en avontuurlijk. Nu, tachtig jaar later, schemert dat gevoel nog door.
Tien jaar, langer heeft de fotografie niet geduurd voor Marianne Breslauer. Het begint met een map met zeven portretfoto's, de meesterproef waarmee ze in 1929 haar opleiding aan de Photographische Lehranstalt in Berlijn afsluit. Het eindigt met een handvol Amsterdamse grachtenfoto's; pakhuizen, boten, bomen langs de kade, meeuwen als confetti boven het spiegelende water. In 1936 is dat. Even later stopt ze die foto's in het laatste van de vier plakboeken waarin ze haar oeuvre bewaart, noteert hier een datum en daar een naam en slaat het boek dicht. Klaar. Over en uit.
Pas veertig jaar later zouden die boeken weer opengaan voor de samenstelling van een van de deeltjes in de baanbrekende boekenreeks RetrospektiveFotografie waarin de Duitse uitgeverij Marzona werk van baanbrekende Nieuwe Fotografen uit het interbellum onder het stof vandaan haalt. Piet Zwart, Paul Citroen, Franz Roh, Martin Munkacsi zitten ertussen. En ene Marianne Breslauer dus. Verrassing.
Op het omslag van het boek dat haar oeuvre aan de vergetelheid zou ontrukken (het is antiquarisch nog wel verkrijgbaar) prijkt een fotootje waarop een zwaarlijvige heer tuurt naar iets wat wij niet kunnen zien. Met de handen op de rug houdt hij de rand van zijn hoed vast. Diep in gedachten knijpt hij erin, dat moet een forse kreukel opleveren. De zoon van de schilder Paul Cézanne is het, in 1932 op een kunstveiling in Parijs.
Een fotootje van bijna niks eigenlijk. Maar hoe langer je kijkt naar die vingers en de rand van die hoed, hoe indringender hij wordt. Typisch Breslauer: een scherp oog voor het juiste detail op het juiste moment.
Marianne Breslauer overleed in 2001, 91 jaar oud. Het is voor het eerst dat een overzicht van haar werk in Nederland te zien is. De tentoonstelling Onbewaakte Momenten in het Joods Historisch Museum in Amsterdam omvat zo'n 100 foto's; de meeste vintage prints, oorspronkelijke drukken. De tentoonstelling is samengesteld door de Fotostiftung Schweiz, beheerder van Breslauers nalatenschap.
Een degelijke, uitstekend verzorgde presentatie is het: chronologisch geordend, zakelijke informatie, een paar reproducties van plakboekpagina's en wat contemporain krantenspul ter illustratie. De eerste verkenningen in het portretgenre, straatfotografie, foto's van de vriendinnenkring die eigenlijk een documentatie vormen van het fenomeen Moderne Onafhankelijke Vrouw, de neerslag van reizen door Frankrijk, Spanje, Palestina - alles zit erin. Een deel van die foto's werd ooit eerder gepubliceerd in bladen als het vrouwensupplement van de Frankfurter Zeitung, Für die Frau, Weltspiegel of Wochenschau, maar geen mens die dat nu nog op het netvlies staat.
Het op zolder teruggevonden juwelenkistje van een oudtante, daar lijkt het op. Onder het dekseltje komt een wereld tevoorschijn. Je herkent de herkomst al van grote afstand - de stelselmatigheid van hoge standpunten, de telkens diagonale beeldopbouw, de indringende close-ups: ja hoor, jaren dertig - en toch ziet alles er fris uit. Straatrumoer, hartsvriendinnen, koetsjes in Triëst, een vechtpartijtje in Spalato, wandelaars op de oude houten Lützowbrücke. Bijna geen stof, je hoeft nauwelijks te blazen.
Breslauers belangstelling voor de fotografie wordt gewekt door de Hollandse Bauhaus-student Paul Citroen (1896-1983). Citroen, de latere beeldend kunstenaar, komt graag over de vloer bij haar vader, een welgesteld architect van moderne villa's. Ondanks het leeftijdsverschil kunnen de vrijgevochten dochter en de gedreven Hollander het goed met elkaar vinden. Met Citroen bezoekt ze exposities en via hem leert ze andere fotografen kennen, onder wie diens boezemvriend Otto Umbehr die werkt onder de naam Umbo. Voor haar meesterproef in 1929 zal ze beiden portretteren, Umbo diabolisch lachend, Citroen achter de schaduw van zijn eigen vingers.
Na haar afstuderen gaat Breslauer enkele maanden naar Parijs. Ze wil in de leer bij Man Ray maar die voelt daar niets voor. Eén advies geeft hij haar wel: ga de straat op en kijk uit. Wat precies is wat ze deed. Al doende scherpt ze haar oog voor het eenvoudige maar veelzeggende detail. Een puzzeltje van lege stoeltjes in de Jardin du Luxembourg, het verstelwerk op het zitvlak van een broek, de boven het water bungelende voet van een slapende clochard, de schaduw van de bomen op de luifel van een restaurant die lijken te horen bij de voetgangers eronder. Nieuw en avontuurlijk is het: tachtig jaar later schemert dat gevoel nog door in de foto's. Man Ray zal ze trouwens later nog eens portretteren, ook die foto zit in de expositie: een pinnig heerschap, zo te zien.
Na haar afstuderen gaat Breslauer enkele maanden naar Parijs. Ze wil in de leer bij Man Ray maar die voelt daar niets voor. Eén advies geeft hij haar wel: ga de straat op en kijk uit. Wat precies is wat ze deed. Al doende scherpt ze haar oog voor het eenvoudige maar veelzeggende detail. Een puzzeltje van lege stoeltjes in de Jardin du Luxembourg, het verstelwerk op het zitvlak van een broek, de boven het water bungelende voet van een slapende clochard, de schaduw van de bomen op de luifel van een restaurant die lijken te horen bij de voetgangers eronder. Nieuw en avontuurlijk is het: tachtig jaar later schemert dat gevoel nog door in de foto's. Man Ray zal ze trouwens later nog eens portretteren, ook die foto zit in de expositie: een pinnig heerschap, zo te zien.
Terug in Berlijn gaat ze aan de slag voor het fotoagentschap van uitgeverij Ullstein en even later ook nog voor een paar andere. Maar de journalistiek ligt haar niet, ze fotografeert liever in de zijlijn. Met een goede vriendin reist ze door Spanje, met haar latere echtgenoot, de kunsthandelaar Walter Feilchenfeldt, door Italië. Ondertussen ondervindt ze aan den lijve hoe de de anti-joodse wetgeving van de nazi's haar het publiceren onmogelijk begint te maken.
In 1936 wijkt ze samen met Feilchenfeldt uit naar Amsterdam waar ze even later zullen trouwen en drie jaar blijven wonen. Soms levert ze op verzoek een foto voor een expositie, fotograferen of publiceren doet ze al niet meer. Op familiebezoek in Zwitserland in 1939 worden ze overvallen door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Ze besluiten er uit voorzorg maar te blijven.
Af en toe wordt haar werk, sinds het Marzona-boek uit 1979, geëxposeerd. Bij een expositie in 1989 in Berlijn is een filmportretje van haar gemaakt, dat nu in Amsterdam ook getoond wordt. In die film de onvermijdelijke vraag: waarom stopte u toch met fotograferen? Het was mijn tijd, zegt ze. Ik hield van mijn tijd en die werd vernietigd door haat, oorlog en gruwel. Wat kon ze daarna nog fotograferen?
Klaar.
Niks man en kinderen, de beslommeringen van een gezin. Geen woord over de florerende kunsthandel in Zürich die ze samen met haar man begon en die ze na zijn overlijden in 1953 alleen runde. Natuurlijk niet. Ze was de fotografie ingestapt omdat ze dat wilde en omdat ze dat wilde stapte ze er ook weer uit. En verder: een oeuvre hoeft helemaal niet groot of veelomvattend te zijn om een onvergetelijke indruk te maken.
Al krijg je de indruk dat Breslauer zelf over dat laatste nooit op die manier heeft gedacht.
Het op zolder gevonden juwelenkistje van een oudtante, daar lijkt het op
Info: Marianne Breslauer: Onbewaakte momenten. T/m 13 nov. in het Joods Historisch Museum, Nieuwe Amstelstraat 1, Amsterdam. Dag. 11-17u. Inl. 020-5310310 of jhm.nl. Catalogus euro 34,95.
Foto-onderschrift: Marianne Breslauer, 'Défense d'afficher', Parijs 1937
Foto-onderschrift: Marianne Breslauer, 'Défense d'afficher', Parijs 1937
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten