Ahrend - Ahrend Holland: Een concern in vogelvlucht - Hilversum e.a., Ahrend, zonder jaar, (ca 1959) - ongepagineerd, (36) pp - geniet, gedecoreerd omslag - 26 x 26 cm
Ruim baan voor de nieuwe tijd Jan Versnel, architectuurfotograaf van de wederopbouw
Er staan weinig mensen op de foto's van Jan Versnel. Als ze er al zijn, geven ze slechts, met de maat van hun nietigheid, de ruimte aan....
WILLEM ELLENBROEK 17 oktober 1997, 00:00
ZIJN WERK ademt het licht, de lucht en de ruimte van toen, of hij nu een vrijstaand huis, een wenteltrap, fabriek, tentoonstellingshal, een keuken of iets simpels als een kantoorstoel fotografeert. Jan Versnel (1924) werd de architectuurfotograaf van de Wederopbouwperiode in Nederland. Zijn foto's zijn er, soms meer dan de bouwwerken zelf, de afspiegeling van. Hij laat die architectuur op een bepalende manier zien, niet alleen vanuit een onverwachte hoek.De mens is altijd gehaast, gaat snel aan iets voorbij. Hij is gewoon aan zijn omgeving, ermee vertrouwd. Zijn leefwereld is een decor geworden dat hij niet meer waarneemt. Iemand anders moet hem weer op het bijzondere ervan wijzen. De foto's van Jan Versnel hebben dat vermogen, maar het zit 'm niet alleen in een ongebruikelijk standpunt dat verrast. Zijn werk draagt de opvattingen van die wederopbouwarchitectuur uit. Hij zoekt, in elk onderwerp, dat levensideaal van een nieuwe, onbezorgde toekomst.Uit de foto's van zijn tijdgenoot Cas Oorthuys spreekt de heroïek van de wederopbouw in mensenwerk, aanpakken, handen-uit-de-mouwen. Oorthuys' foto's barsten van leven en drukte - op straat, in de havens, op de bouw. Ze zijn een ode aan de zesdaagse werkweek, zingen het lied van de arbeid en de ploegendienst. Oorthuys was links, geëngageerd. Hij stelde zich met lotgenoten als Emmy Andriesse, Eva Besnyö en Carel Blazer in dienst 'van een nieuwe maatschappij, waar middenin de mens staat'.In de foto's van Jan Versnel, die zich evenzeer door de nieuwe dageraad aangestoken voelde, zit de grote verwachting van wat er komen gaat in de nieuwe omgeving die voor de moderne mens ontworpen werd. Hij zette dat neer in een van godgegeven licht, onder een immens, hemels wolkendek alsof hij tegelijk ook die nieuwe dageraad wilde vastleggen. Hij werd de fotograaf van het Nieuwe Bouwen. Zijn foto's drukken uit wat de stedebouwkundige Cornelis van Eesteren aan de vooravond van de grote stadsuitbreidingen van die jaren verwoordde: 'Toen wij begonnen was dat in een soort gelukssfeer. We voelden ons uitverkoren tot een nieuwe levenshouding.'Het werk van Jan Versnel is nu gedocumenteerd in deel zes van de prachtige, door het Prins Bernhard Fonds opgezette serie Monografieën van Nederlandse Fotografen, voorzien van inleidingen van Solange de Boer en Maarten Kloos. Het laat het historisch oeuvre van de man zien, die zich direct na de oorlog op zijn visitekaartje - bij een foto van de classicistische gevel van theater Carré - presenteerde als architectuur-, reclame-, reportage- en industrieel fotograaf.Van dat classicisme komen we al gauw niets meer tegen. Versnel maakte, via Gerrit Rietveld, kennis met de architecten van het Nieuwe Bouwen en werd er onmiddellijk door gegrepen. Hij voelde hun idealen aan, hij leerde zien hoe zij keken. Op zijn beurt leerde hij de mensen kijken hoe die nieuwe architectuur wilde dat er naar gekeken werd. 'Ze mogen het gebouw weer afbreken', moet de architect Alexander Bodon ooit gezegd hebben, 'ik heb er een foto van Versnel van.'Hij werkte voor die hele generatie naoorlogse architecten en ontwerpers, voor Rietveld, Bodon, Salomonson, Van Eyck, Maaskant, Oud en Dudok, voor Crouwel, Premsela, Friso Kramer en Kho Liang Ie. Zijn foto's bepaalden het gezicht van bladen als Forum en Goed Wonen. Hij werd een fotograaf met een missie, beeldmaker van een nieuwe tijd. Eind jaren zestig - met de opkomst van een andere architectuur die zich tegen de geest van de Nieuwe Zakelijkheid keerde, zoals het Nieuwe Bouwen zich daarvoor weer tegen de Amsterdamse School had afgezet - namen zijn opdrachten af. Hij ging les geven aan de Rietveld Academie, de opvolger van zijn vroegere leerschool, maar bleef zijn oude opdrachtgevers trouw. Rietvelds werk legde hij een paar jaar geleden opnieuw vast.Jan Versnel is geboren in de jaren twintig. Zijn vader was timmerman en nam zoonlief 's zondags trots mee langs de bouwwerkplaatsen waar hij werkte om hem de vorderingen te laten zien. De oorlog blokkeerde zijn opleiding aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, waar Bauhaus-leermeester Mart Stam directeur was. Na de oorlog werd hij assistent van de arts en fotograaf Nico Jesse. In 1947 begon hij voor zichzelf, klein, bescheiden. Hij fotografeerde overdag met een geleende camera en drukte 's avonds af in de donkere kamer van een vriend. Hij had een aantal opdrachten nodig voor hij zijn eigen apparatuur kon aanschaffen.Een halve eeuw lang heeft hij de modernistische ontwikkeling in de architectuur en vormgeving gevolgd, als boodschapper van een voorhoede. Hij drukt er zich, in zijn boek, bescheiden over uit: 'een rare manier van kijken, voortdurend gericht om dat wat karakteristiek is zo goed mogelijk in beeld te brengen'. Hij heeft nog les gehad van Bernard F. Eilers, de eerste in Nederland die zich, begin deze eeuw, specialiseerde in architectuurfotografie.Versnel stelde zich in dienst van de bedoelingen van de architect, wat niet wil zeggen dat zijn fotografie niet zelfstandig is. Zijn foto's hebben een eigen stempel. Hij bestudeerde zijn onderwerp tot in de plattegronden, draaide er aan alle kanten omheen, keek, woog en maakte, met zijn technische camera, relatief weinig foto's. De keuze was al gemaakt voor hij op de sluiter drukte. Op zijn eerste foto's zie je, net als bij Oorthuys, nog beelden van de arbeid, van bouwvakkers en dokwerkers. Hij had ze nodig, zoals de gehelmde bouwvakker op de kroon van het Shell-gebouw in Amsterdam-Noord, om de grootsheid van een ontwerp te laten zien. Hij vond snel die eigen, typische, verstilde uitdrukking die zijn foto's kenmerken.Hij werkte voor architecten en voor ondernemingen, voor vormgevers en ontwerpers. Er zal werk bij zijn - voor folders, kalenders, jaarverslagen en ander reclamemateriaal - dat nu niet veel meer zegt. Hij fotografeerde gebouwen, die monumenten in de architectuurgeschiedenis zullen worden, maar ook een eens misschien hoopvolle architectuur die in onze dagen, versleten en uitgewoond, nodig aan stadsvernieuwing toe is. Veel op het gebied van de sociale woningbouw werd toen al, in de bestedinsgbeperking die de wederopbouw omgaf, goedkoper en bekrompener uitgevoerd dan de bedoeling was.De stoelen en tafels die hij fotografeerde, de keukeninrichtingen en woonkamerinterieurs, mogen nu gedateerd, uit de mode, ouderwets zijn. Zijn historisch oeuvre mag gedateerd zijn, maar blijft - net als de oorspronkelijkste van de gebouwen en ontwerpen die hij fotografeerde - toch eeuwig.Want in zijn foto's van de uitbreidingswijken en interieurs, die die tijd feilloos documenteerden en daarmee tot geschiedenis maakten, zit een typisch, persoonlijk element dat nooit veroudert. Zo goed als uit zijn architectuurfoto's het grote ideaal van het Nieuwe Bouwen spreekt, spreken zijn interieurs van de nieuwe verwachtingen van de toen baanbrekende stichting Goed Wonen met zijn modelwoningen in elke nieuwbouwwijk - een even revolutionaire roep binnenskamers om licht, lucht en ruimte.Het Nieuwe Bouwen en Goed Wonen gooiden de vensters open, braken alkoven en suitedeuren weg, zetten de zware gesculptuurde meubelen van vroeger aan de kant voor zon en licht, en lichte en lenige meubels. Het waren de gloriejaren van Pastoe, Ahrend, Gispen en Tomado. Versnel speelde erop in en voegde er zijn visie aan toe. Zijn foto van het interieur van Total Design geeft de illusie van een manifest van De Stijl.Er zit een typisch handschrift in zijn meubelfoto's. Hij licht ze uit hun omgeving, maakt ze zelfstandig, plaatst ze in een ruimte. Hij liet zien dat ook een eenvoudige stoel, een zithoek of een aanrecht het nieuwe leven kon verbeelden. Zijn foto's stonden misschien in dienst van een opdrachtgever of van een ontwerpideaal, maar hij gaf er een eigen visie bij. Hij wist van sommige onderwerpen - een loods vol tafelonderstellen; restmateriaal van de slotenfabriek Lips - sculpturen te maken die aan het werk van de constructivist Naum Gabo doen denken en soms zelfs - in een foto van stoelen van Eero Saarinen - aan de aardse rondingen van Henry Moore.Uit de wederopbouwbeelden van Cas Oorthuys die ook gedateerd zijn maar nooit verouderen, weerklinkt het swingende lawaai van de werkstad, de bebop van de heimachine. In die van Versnel klinkt een andere muziek die minder luidruchtig en heftig is, ingetogener maar toch van die tijd, cool. Hij had liefde opgevat voor de idealen van die jaren, hij geloofde erin en dat geloof zit in zijn foto's.Hij moet veel van het werk van Gerrit Rietveld gehouden hebben. Hij fotografeerde het expositiepaviljoen dat Rietveld in 1955 voor Park Sonsbeek bij Arnhem maakte en dat hetzelfde jaar weer werd afgebroken. Hij begreep Rietveld, hij voelde de kracht van de ruimte die in het ontwerp school. Het paviljoen kon in 1965 in Otterlo herbouwd worden, naar men zegt dankzij de foto's van Versnel. Bouwtekeningen waren er nooit gemaakt.Hij maakte, twee jaar geleden, in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een reportage van Rietvelds gerestaureerde Nederlandse paviljoen voor de Biënnale van Venetië uit 1954. Zijn foto's - verzameld onder de titel De mooiste ruimte die ik ken - vormen een postume ode aan die idealen van toen, aan het begrip ruimte in de architectuur dat het Nieuwe Bouwen verbeeldde. Versnel laat zien hoe Rietveld in het expositiepaviljoen het licht en de wereld binnenlaat, hoe delen van het gebouw schijnbaar ongemerkt in elkaar overgaan en zo een nog groter gevoel van licht, lucht en ruimte oproepen en daarmee, in de idealen van toen, hoop en verwachting.Versnel wist waar hij moest staan om dat effect te laten zien - op de plek waar Rietveld wilde dat wij gaan staan.Jan Versnel. Deel 6 in de serie Monografieën van Nederlandse fotografen. Uitgeverij Focus, ¿ 95,-.Eerdere delen in de serie zijn gewijd aan Sanne Sannes, Koen Wessing, Pieter Oosterhuis, Emmy Andriesse en Piet Zwart; volgende delen aan Paul Citroen, Eva Besnyö en Nico Jesse.
See also
Geen opmerkingen:
Een reactie posten