vrijdag 13 november 2015

Amsterdam by Night the PhotoBooks 1907 - 2011 Collection Jan Wingenden Lood van Bennekom Photography


A'dam by Night. Lood van Bennekom. 1953.
Tekst: Bob Wallagh. Uitg. "de Kern". Amsterdam.

Despite his versatility, Lood van Bennekom is best known for his work in the field of fashion. Fashion photography became his speciality in the 1950s, which saw the rise of both haute couture and ready-to-wear clothing in the Netherlands.

It was by chance that Van Bennekom became interested in photography. After leaving school he worked as an electrician for a while. He joined a young workers' association and developed a keen interest in literature and art. This brought him into contact with Adriaan van der Horst's puppet theatre, which he accompanied to Paris. There he met the American photographer Berenice Abbot. She kindled his enthusiasm for photography and recruited him to assist her in rendering Eugène Atget's archive accessible, which she had acquired in 1928. It was however in the field that Van Bennekom gained most of his practical experience: first as a press photographer, then as a commercial photographer and subsequently as an industrial photographer for Philips and Van Leer; he also worked for the Netherlands Government Information Service.


Lood Van Bennekom : L'avenue de l'Opéra, vers 1929

In the 1950s Van Bennekom specialised in fashion photography. He made reportages of shows given in the Netherlands by French couturiers like Hubert de Givenchy and Jacques Fath, by rising Dutch dress designers like Max Heymans, and ready-to-wear fashion shows. He also photographed fashion collections in his studio or on location. Fashion accessories were another of his specialities. He was the house photographer of dress and millinery designer Peter van Voorn and the shoe company Bata International. Van Bennekom's photos were frequently captioned by his wife, Tosca Leenders, for publication in women's magazines.





Van Bennekom's fashion photos reflect the general line in fashion photography, the models' elegant, ballerina-like poses of the fifties giving way to more casual attitudes in the sixties, when photographers sought a less formal approach in the use of unusual angles and amusing settings.

Van Bennekom's prewar work has been lost, the archive at the nfa beginning in 1946. The photos he took for the Government Information Service are described in the registers kept in the nfa, but the negatives are missing.

Lood van Bennekom leerde eind jaren twintig in Parijs het vak bij de Amerikaanse fotografe Berenice Abbott. Terug in Nederland ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig fotograaf. Hij was werkzaam als reportage-, bedrijfs- en reclamefotograaf, maar vond zijn specialisatie vooral in de modefotografie. In de jaren vijftig was Lood van Bennekom één van de pioniers die de modefotografie in Nederland tot ontwikkeling brachten.
Lood van Bennekom kwam bij toeval met fotografie in aanraking. Hij leerde het vak in Parijs bij Berenice Abbott, een leerlinge van Man Ray. Van Bennekom was aanvankelijk als elektricien bij haar in dienst gekomen om werkzaamheden in haar donkere kamer te verrichten. Abbott maakte hem enthousiast voor de fotografie en nam hem aan als assistent. Hij hielp haar onder andere met het ontsluiten van het archief van Eugène Atget. In het in 1964 door Berenice Abbott uitgegeven fotoboek The World of Atget wordt Van Bennekom genoemd: "To preserve the plates, my young Dutch assistent Lood van Bennekom and I cleaned each one, placed it in a glassine envelope, then numbered and classified them all. I had not realized the extent of Atget's work, for this operation took months."
Hoewel Van Bennekom als assistent van Abbott begon, was hij in feite groten deels autodidact. Onge twijfeld heeft hij invloed ondergaan van Berenice Abbott, Eugène Atget en van fotografen die in de tweede helft van de jaren twintig in Parijs werkzaam waren, maar de praktijk was zijn voornaamste leerschool. Zijn werk als persfotograaf bij Het Volk beschouwde hij als een goede training, "daar krijg je de snelle kijk van". Als bedrijfsfotograaf, eerst bij Philips en later bij Van Leer, leerde hij de technische kant van de fotografie grondig kennen.
Niet geheel onverwacht, gezien zijn leertijd bij Abbott, ontwikkelde Van Bennekom zich tot een fotograaf die de vormgeving en techniek van de Nieuwe Fotografie in praktijk bracht. Uit zijn inzending voor foto '37 - een close-up van een zebrakop tot een bijna abstracte voorstelling van zwarte en witte strepen getransformeerd - en de publicaties van foto's in Filmliga, De Groene Amsterdammer en in diverse internationale fotografische jaarboeken blijkt zijn instemming met de denkbeelden van de Nieuwe Fotografie.
Na de opgedane ervaring in Parijs vond Van Bennekom in Nederland ondanks de recessie vrij snel werk. Als fotograaf met een eigentijdse visie lagen er wegen voor hem open in nieuwe fotografische richtingen als reclame-, pers- en bedrijfsfotografie. Voor reclamebureau Van Alfen leverde hij in de jaren dertig bijvoorbeeld foto's voor campagnes als 'Klinkerwegen, goede wegen' en 'Leren zolen, gezonde zolen'. Fotografische afdrukken uit deze periode zijn zeldzaam; Van Bennekoms archief van vóór 1946 is verloren gegaan door waterschade.
Hoewel het Van Bennekom dus niet aan werkgevers ontbrak, lijkt het er op dat hij in de tweede helft van de jaren dertig met het idee speelde zich in Amerika te vestigen, want Abbott schrijft hem in 1937 vanuit New York in antwoord op zijn brief, dat Kertesz ook in New York is en dat zij zijn mening zal vragen over mogelijkheden een eigen studio op te zetten. Abbott waarschuwt echter dat het moeilijk is om als fotograaf in Amerika een voet aan de grond te krijgen. "From my own observations I should say, it is far, very far from easy to get a footing here. There is terrific and vast competition. Even with luck, business perseverance and having something specially good, you would surely need to plan on spending several years to get a real start. That is merely my honest opinion. What do you expect of the capitalist system anyway? Hard labor and prostitution of your work."
Gedurende zijn hele loopbaan bleef Van Bennekom werkzaam in de reclamefotografie. Hij kreeg zowel opdrachten van reclamebureaus als rechtstreeks van bedrijven, zoals van de bierbrouwerijen Amstel en Heineken, de Houtvoorlichting, Douwe Egberts, Verkade, Brabantia en de Keuringsdienst voor Waren. Ook behoorde Philips regelmatig tot zijn opdrachtgevers.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog ging Van Bennekom werken voor Ons Vrije Nederland. Hij maakte reportages over de schilderijenvervalser Han van Meegeren, de TBC-bestrijding en over Hoogovens. De foto's verschenen in dit weekblad veelal met vermelding van zijn naam, een enkele keer met de toevoeging ABC Press. Enkele foto's werden echter zonder naamsvermelding gepubliceerd. Toch kan een aantal reportages, bijvoorbeeld over de nog in ons land verblijvende Canadezen en over het Bureau voor Oorlogsdocumentatie, op grond van Van Bennekoms aantekeningen aan hem worden toegeschreven. Van Bennekoms journalistieke reportages lijken in opzet en onderwerp - mensen aan het werk in een bepaald bedrijf- op de reportages die André Kertesz eind jaren twintig maakte voor Vu.
Op zijn reis in 1946 naar Zuidoost-Azië heeft Van Bennekom reportages van de bevolking en het landschap gemaakt. Zijn belangstelling ging vooral uit naar de alledaagse activiteiten. Van zijn reportages die hij in opdracht van de Rijksvoorlichtingdienst in 1948 en 1949 in Indonesië heeft gemaakt, kunnen de negatieven en afdrukken als verloren worden beschouwd. Na zijn terugkeer uit Indonesië maakte Van Bennekom met de journalist Ben Koster reportages over uiteenlopende onderwerpen, zoals het door kunstenaars gebouwde café Montmartre in Amsterdam dat in Revue werd geplaatst. Helaas zijn vele van deze reportages moeilijk te traceren omdat ook in de jaren vijftig vaak nog geen namen van fotografen of schrijvers werden vermeld. Van Bennekom ontwikkelde zelf de ideeën, eerst samen met Koster, later met zijn vrouw Tosca, en probeerde deze te verkopen aan geïllustreerde bladen. Met Tosca Leenders richtte Van Bennekom zich op vrouwenbladen en maakte reportages over textiele kunstvormen, werkende vrouwen en mode.
In de tijd dat Lood van Bennekom in Parijs verbleef, toonde hij al belangstelling voor mode door dessins voor badpakken te ontwerpen. Na de oorlog maakte hij enkele reportages over mode, om zich in de jaren vijftig bijna volledig aan de modefotografie te gaan wijden.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de Franse modeontwerpers opnieuw toonaangevend in de modewereld. Met hun mannequins bezochten zij meermalen ons land om hun nieuwe collecties te tonen. Van Bennekom maakte fotoreportages van shows van onder anderen Hubert de Givenchy, Jacques Griffes en Jacques Fath, die gehouden werden in het Carlton Hotel en in het Victoria Hotel te Amsterdam en in het Kurhaus te Scheveningen. In de jaren vijftig beleefde Nederland de opkomst van een eigen haute couture en de groei van een confectie-industrie. In navolging van de Italiaanse en Amerikaanse mode-industrie richtten de Nederlandse confectiefabrikanten zich ook op vrijetijdskleding en mode voor tieners. Zowel de couturiers als de confectionairs hielden regelmatig modeshows en het laten fotograferen van hun collecties voor publicatie in kranten, tijdschriften en prijscouranten werd gebruikelijk. Gestimuleerd door de ontwikkelingen besloot Lood van Bennekom de mode in Nederland met zijn camera te volgen.
Tot de eerste Nederlandse couturiers behoorde Max Heymans. Hij begon omstreeks 1948 als ontwerper van hoeden en breidde in de jaren vijftig zijn collectie uit met mantelpakjes en japonnen. Enkele jaren daarna startten Tim Bönig en Peter Voorn eveneens voorzichtig als ontwerper van hoeden om daarna naam te maken als couturier. Lood van Bennekom fotografeerde modeshows van genoemde ontwerpers en ook van Ferry Offerman, Dick Holthaus, Edgar Vos en van diverse confectiebedrijven zoals Schuttersveld, Vico en Sturka. Deze foto's verschenen regelmatig in Elseviers Weekblad en Elegance, naast foto's van Godfried de Groot, Lou van Kollem, Marius Meijboom en Hans Dukkers.
De modefoto's van Van Bennekom tonen de algemene lijn in de modefotografie. Typerend voor de jaren vijftig is de elegante, balletachtige pose van het fotomodel, zoals te zien op foto's uit die tijd van Irving Penn en Henry Clarke. In de jaren zestig kwam daar het speelse element voor in de plaats, zoals toegepast door David Bailey en Richard Avedon en in Nederland geïntroduceerd door Paul Huf. Dit speelse kwam tot uiting in een lossere houding van de modellen, andere camerastandpunten (hoog en laag) en grappige decors en accessoires.
Behalve journalistieke reportages van modeshows fotografeerde Van Bennekom ook modecollecties, zowel in opdracht van couturiers en confectionairs als van dagbladen en tijdschriften. Deze opnamen werden in de studio gemaakt, waar met een zorgvuldig gekozen achtergrond, vakkundige belichting en een goede compositie de kleding het best tot zijn recht kwam. Daarnaast maakte Van Bennekom ook al modereportages 'op locatie'. Hij zocht uiteenlopende locaties als achtergrond, ondermeer het atelier van een kunstschilder, een modern ingerichte woning, de Keukenhof, het Braassemermeer, het oude havenkwartier van Amsterdam, een manege, een bierbrouwerij en een filmstudio. Soms voegde hij een verhalend element aan deze 'locatie'-foto's toe. In 1960 bijvoorbeeld verscheen in Elegance een originele reportage van Van Bennekom over tienermode, opgenomen in een filmstudio in Amsterdam, waarbij de modellen de suggestie wekken te acteren voor een film. Van Bennekom was daarmee één van de fotografen in Nederland die mode op een dergelijke wijze ging presenteren. De verhalende reportages van Van Bennekom verschenen vaker in het luxe uitgegeven Elegance dan in het op krantenpapier gedrukte Elseviers Weekblad.
Lood van Bennekom werd de vaste fotograaf van mode- en hoedenontwerper Peter Voorn en schoenenfirma Bata International. Het fotograferen van mode-accessoires werd zijn specialisme. Door speciale belichtingstechnieken toe te passen liet hij de verschillende structuren van de materialen goed tot uitdrukking komen. De éne keer door een eenvoudige compositie, de andere keer door een enscenering verkreeg hij originele foto's. Zowel Peter Voorn als Bata lieten hem vrij in de uitvoering van de opdracht. Vaak echter wilden de modefabrikanten bij de opnamen aanwezig zijn. Dat gaf conflictsituaties omdat de fabrikant vaak frontale foto's wilde waarop 'elke knoop te zien was'. Van Bennekom daarentegen wilde mooie foto's maken en had meer aandacht voor het samenspel van compositie, houding, enscenering, kadrering en belichting dan voor een enkel detail. Om een expressieve schaduwwerking te krijgen, belichtte hij zijn onderwerp van één kant. In de jaren vijftig waren er weinig professionele fotomodellen in Nederland. Dat had te maken met de lage maatschappelijke waardering voor dit beroep, een houding die pas in de jaren zestig veranderde. Zo was Van Bennekom aangewezen op slechts enkele professionele fotomodellen. Met pruiken en make-up transformeerde hij ze in verschillende type vrouwen. Soms ook poseerde Van Bennekoms vrouw Tosca. Later in de jaren zestig betrok hij fotomodellen van het modellenbureau Top Telefoon van Tony en Hubert Wijnberge.
Van Bennekom werkte met verschillende typen camera's. Hij had echter een voorkeur voor de negatiefformaten 6x6 en 9x12. Hij bleef de zwart-wit fotografie trouw, hoewel hij in de tweede helft van de jaren zestig modereportages op verzoek van zijn opdrachtgevers soms gedeeltelijk in kleur opnam.
Van Bennekom had veel interesse voor de technische kant van het fotografenvak. Hij experimenteerde vooral met recepten voor ontwikkelaar. Ontwikkelvloeistoffen waren nog niet kant-en-klaar in de winkel verkrijgbaar en moesten zelf worden samengesteld. In de jaren dertig deed hij in Kleinbeeld-foto verslag van zijn bevindingen. Een decennium later kwam zijn technische vaardigheid hem goed van pas op zijn reis door Indonesië. Vanwege het warme en vochtige klimaat moest hij maatregelen treffen om het filmmateriaal te beschermen: hij was genoodzaakt de volgeschoten films dagelijks te ontwikkelen en vervolgens te dompelen in een hardingsbad om het smelten van de emulsie te voorkomen. In 1946 waren rolfilms nog niet voorgehard.
In de boeken die Van Bennekom bijhield, noteerde hij niet alleen de opdracht maar ook het formaat van het negatief, het filmmateriaal en de ontwikkelaar die hij gebruikte.
In 1958 en 1959 experimenteerde hij met naaktfotografie, waarbij hij streefde naar vage contouren van het afgebeelde naakt. Dat effect verkreeg hij door het fotomateriaal in speciale ontwikkelbaden te dompelen.
Van Bennekom had omstreeks 1958 plannen een boek over naaktfotografie te publiceren, met daarin een verhandeling over zijn ontwikkeltechniek. Het plan is nooit uitgevoerd. Voordien had hij ook al eens het plan opgevat een fotoboek uit te geven, namelijk van zijn reis naar Singapore en Hongkong voor Van Leer in 1946. Van foto's van deze reis zijn alleen twee albums met spiraalband samengesteld. Zijn voornemen een fotoboek te publiceren over nachtelijk Amsterdam heeft hij wel tot uitvoer gebracht. Het boek dat onder de titel Amsterdam bij nacht in 1953 verscheen, bevat nachtopnamen van Amsterdamse grachten met weerkaatsing van de straatverlichting in het water, verlichte gevels en bruggen, straten met rijen glimmende auto's, reclamezuilen en het uitgaansleven. Wat betreft thema, fotobeelden en titel lijkt dit boek op het in 1933 uitgegeven fotoboek Paris de nuit van Brassaï.
Hoewel Lood van Bennekom op verschillende terreinen werkzaam is geweest, ligt zijn verdienste vooral op het gebied van de Nederlandse modefotografie. In de jaren vijftig, gelijktijdig met de opkomst van de Nederlandse haute couture en de groei van de Nederlandse confectie-industrie, werd modefotografie zijn specialisatie. Zijn archief (ca. 11.400 negatieven) geeft een overzichtelijk beeld van de modefotografie in de jaren vijftig en zestig en is daarom voor de geschiedenis van de Nederlandse fotografie maar zeker ook voor de geschiedenis van de Nederlandse mode belangrijke documentatie.


























Geen opmerkingen: