boek-stad.jpg
book by Jan van der Til, in orig­i­nal wrapper

Today we spent the entire day at the other end of the print­ing spec­trum at Het Grafisch Huis in Gronin­gen (sorry no web­site), with one floor below us a one mil­lion dol­lar baby print­ing a pub­li­ca­tion we’re work­ing on — but more about that tomor­row. While wait­ing for the plates and the proofs, color mas­ter Bart showed us an artist book they had printed for Jan van der Til, a rigidly con­cep­tual pho­tog­ra­pher liv­ing in the area. As in Fis­chli & Weiss’s Sicht­bare Welt (Vis­i­ble World) this book con­tains not a sin­gle word. Not even the maker’s name, year of pub­li­ca­tion or what­ever indi­ca­tion of ori­gin is given. How­ever, when you buy the book, it comes in a plas­tic wrap­per with a plas­tic sheet inserted. On the front cover side a sin­gle word is given: Stad (city), and on the back side a sheet with the most essen­tial infor­ma­tion is inserted under the wrap­per. Los­ing that sheet means los­ing track of every­thing that anchors the book to a spe­cific date and place in time.

boek-jan2.jpg
book by Jan van der Til, with wrap­per and inserted print on the back

Inside is where things start hap­pen­ing — or not, depend­ing on your per­sonal reac­tion to the images you will find there: a hyp­notic sequence of non­de­script urban land­scapes in what is in fact the city of Gronin­gen, but what could be any town in Hol­land. All sig­ni­fiers and mark­ers tying a place to a spe­cific loca­tion have been kept out of the com­po­si­tion, there is only the built envi­ron­ment in a very naked form. The words for what Van Til is after come easy to me in Ger­man: kennze­ich­nende Bedeu­tungslosigkeit. These are images of the insignif­i­cant land­scape as we have con­structed it for our­selves. Yet by that very feat these land­scapes have become iconic for our times. Pre­sented with­out words or other clues, the viewer is obvi­ously expected to estab­lish his/her own rela­tion with the work and with the land­scapes impli­cated. A Rorschach test for mod­ern man, try­ing to fathom his pri­mary reac­tion to the world he lives in. Write down the first five things that enter your head when you see these pho­tographs and we will tell you who you are.

boek-jan3.jpg
sam­ple page, photographed

boek-jan4.jpg
sam­ple page, photographed

What struck and attracted us imme­di­ately was a very pro­nounced neu­tral­ity and flat­ness of the images, the plane of sur­face com­pletely smooth, as if the maker wanted to give the viewer noth­ing to hold on to. To a Dutch per­son, envi­ron­ments like these will look com­pletely nat­ural — this is what our coun­try looks like, it has these light fix­tures, these roof tiles, these garbage con­tain­ers, these pave­ment pat­terns, these types of houses, these kinds of bushes and trees. For me, look­ing at these places has the sen­sa­tion of being planted in an unknown yet famil­iar loca­tion — and all around me there is deaf­ness, as if I am wear­ing a space suit and a hel­met. I can only stare at what is in front of me. I am alone in a strange kind of empti­ness, devoid even of a feel­ing of dan­ger or impend­ing action. I have become like the pho­to­graph, a still, a point in time, sense­less but for the eyes. It is an absolutely mes­mer­iz­ing sensation.

archief-jan2.jpg
from the archives of Jan van der Til

On his web­site, Jan van der Til has archived a size­able col­lec­tion of such non-locations, with the only draw­back that the viewer/web user can­not expe­ri­ence the series in its entir­ity sim­ply by click­ing through it. You have to open every sin­gle image in a sep­a­rate win­dow, which I haven’t done yet, but which I am tempted to do. The mes­mer­iz­ing sen­sa­tion is almost as addic­tive as the pub­li­ca­tion, with the not unim­por­tant dif­fer­ence that the col­ors are dif­fer­ent, tak­ing you away some­what from what hap­pens when look­ing in the book. In the end, tac­til­ity in pho­tog­ra­phy might be more impor­tant than we web view­ers some­times would like to believe.

archief-jan.jpg
from the archives of Jan van der Til

De bleke zondagen in Doorsnee-Stad

Jan van der Til: Stad - Gras. Platform Gras, 85 blz. 

Wat zeldzaam is, is een fotoboek met een witte omslag, witte titelbladen, zonder een letter tekst, zelfs zonder vermelding van de maker, en gevuld met opnamen van anonieme, stedelijke en randstedelijke locaties. De fotograaf is alleen in klein lettertype te traceren op de transparante verpakking en dat is in deze tijd van zelfpromotie een sporadisch verschijnsel. Hij heet Jan van der Til en over zijn motivatie en bedoelingen laat hij je in het ongewisse. ‘Er is geen gebeuren, geen verhaal. Er is alleen dit boek en de beschouwer’.
In dit witte boek is de mensheid uitgestorven, en dat levert veel rust op. Er ontstaan lege, scherpe, stille zondagmorgenbeelden met weinig of geen zon. Kruispunten, straathoeken, singels en bedrijfspanden liggen erbij als overbodig gesteente, met hier en daar een park of een pluk groen. Op zichzelf zijn deze opnamen niet zo bijzonder, want dit koele, soms kille registreren van plekken en pleinen is al jaren ‘en vogue’. Alsof de fotografie zich dringend en definitief moest loszingen van haar schilderkunstige wortels en van traditionele, esthetische criteria – lichtval, schaduwwerking, compositie etc. Fotograferen werd inventariseren en documenteren, en daar kwam geen emotie of engagement meer bij kijken.
Opwindend waren die vroege, neutrale opnamen van pionier Hans Aarsman niet. Ze intrigeerden wél, omdat aan datgene wat was uitgelicht – en dat was letterlijk alles – een betekenis viel toe te dichten. Maar omdat die betekenis lastig te verifiëren viel, bekeek je zo’n foto met een loep, want misschien zat er een veelzeggend detail in dat gebouw bij die boom dat het waarom van juist dat stadsgezicht kon ophelderen. Uiteindelijk ging het helemaal niet om een raadsel of een clou. Zo’n neutraal beeld stond voor essentiële eigenschappen van de fotografie; voor willekeur en toeval, voor objectiviteit en authenticiteit.
Van der Til is met zijn stadsgezichten en nieuwbouwwijken consequent te werk gegaan – met vaak een horizon van bebouwing halverwege het beeld. Via perspectivische lijnen en curven van wegen, stoepen en grasvelden wordt je blik geregisseerd naar een achtergrond van oude of nieuwe architectuur, met of zonder groen, met of zonder geparkeerde auto’s, met of zonder een boomhut.
En zo blader je voort van panden met een monumentale trap en elegant balkon naar eigentijdse karakterloze appartementcomplexen, morsige winkelstraten, recht-toe-recht-aan villa’s of een loods van ribbelplastic. De ritmiek van de meeste gevels is onopvallend; gazons en publiek zitmeubilair zijn onaanzienlijk. Niets voert de boventoon en niets geeft blijk van bouwkundig vernuft. Als dit een stad met randgemeenten zou zijn, dan zou die Doorsnee heten.
Natuurlijk heeft Van der Til een bedoeling met deze selectie. Hij zegt wel dat er ‘geen gebeuren en geen verhaal’ is, maar waarom kiest hij dan zo nadrukkelijk voor deze karakterloosheid? Wil hij aantonen dat de architectonische eentonigheid zegeviert; dat een stad het moet hebben van menselijke bedrijvigheid; dat de stedebouwkundige infrastructuur veel zegt over de identiteit van een land? Of is het hem alleen maar te doen om de zichtbaarheid van dat wat niet opvalt, zoals het fijnkorrelige asfalt?
Steeds laat dit type fotografie je in verwarring achter. Bij de maker is geen verhaal te halen en dat vaak toegepaste concept van ‘er is wat er is’ en ‘vult u het zelf maar in’, dat al zolang gangbaar is in de beeldende kunst, is een beetje versleten geraakt. Eigenlijk getuigt het van een hooghartige visie op eigen werk: de kunstenaar/fotograaf hult zich in stilzwijgen, in afwachting van de meer of minder interessante interpretatie die kijkers en/of critici hem voorschotelen. Zodoende blijft de betekenis van Van der Tils foto’s – hoe consciëntieus en consequent ook – net zo blanco als de vormgeving van zijn boek. En misschien was die minimale uitkomst ook wel de bedoeling.