...a photoBook is an autonomous art form, comparable with a piece of sculpture, a play or a film. The photographs lose their own photographic character as things 'in themselves' and become parts, translated into printing ink, of a dramatic event called a book...
- Dutch photography critic Ralph Prins
This series — shot in the fall of 2011 in a temporary food court set up inside Beijing’s Olympic Park — reveals a visually and viscerally overloaded fast-food culture that may make some mouths water and other bellies ache. Concentrating on the saturated visual displays of the food stalls and the way the environment contrasts with the boredom of the workers, these photographs offer an insight into some of the contradictions in contemporary Chinese culture. An exhibition featuring these images will open on April 5 in New York City at Underline Gallery: Underline Gallery
This series — shot in the fall of 2011 in a temporary food court set up inside Beijing’s Olympic Park — reveals a visually and viscerally overloaded fast-food culture that may make some mouths water and other bellies ache. Concentrating on the saturated visual displays of the food stalls and the way the environment contrasts with the boredom of the workers, these photographs offer an insight into some of the contradictions in contemporary Chinese culture. An exhibition featuring these images will open on April 5 in New York City at Underline Gallery: Underline Gallery
Alex Prager (American, born 1979), a self-taught photographer, takes her cues from pulp fiction, the cinematic conventions of movie directors such as Douglas Sirk and Alfred Hitchcock, and fashion photography. Resembling movie stills, her unnerving photographs—crisp, boldly colored, shot from unexpected angles, and dramatically lit—feature women disguised in wigs, dramatic makeup, and retro attire. Crowd # 1 (Stan Douglas), one in a series of pictures shot for the November 2010 issue of W magazine, makes its debut here. It draws on Stan Douglas’s Hastings Park, 16 July 1955 (2008), among other sources, but Prager has enlisted a new cast of characters, dressed in 1970s outfits (which she selected), and shot the scene in her own signature style. The exhibition also presents the United States première of Despair (2010), Prager’s first film, starring actress Bryce Dallas Howard. According to the artist, it is a “full-sensory version” of her photographs, an attempt “to show the before, now and after of one of my images.” The four-minute film, with a score by composer Ali Helnwein, is set in Los Angeles. It was inspired by The Red Shoes, a 1948 film about a prima ballerina whose obsession with dance conflicts with her need for love, ultimately leading to her suicide. Focusing on the actress’s face to capture one intense emotion, Prager engages in the construction of images that are intentionally loaded, reflecting her fascination with and understanding of cinematic melodrama.
Alex Prager, de winnaar van de Paul Huf Award, maakt foto's als filmstills: Veertig procent van mijn foto's is nog origineel. De rest komt uit mijn verbeelding.
De Amerikaanse fotografe Alex Prager (1979) is de winnaar van de Paul Huf Award 2012, een prijs voor internationaal fotografietalent onder de 35 jaar. Dat heeft het Amsterdamse fotografiemuseum Foam, dat de prijs organiseert, vandaag bekendgemaakt. De jury koos Pragers werk uit honderd genomineerden afkomstig uit alle delen van de wereld. De Amerikaanse krijgt een geldbedrag van 20.000 euro en haar werk zal in Foam tentoongesteld worden.
Prager maakte de laatste jaren naam met foto's die ogen als stills uit films van Alfred Hitchcock of David Lynch, of uit series als Mad Men of Desperate Housewives. Het zijn hevig gestileerde beelden van jonge vrouwen met vintage kleding uit de jaren zestig en jaren zeventig, die er steeds even rimpelloos en perfect gekapt uitzien, ook al zijn ze aan het kamperen of staan ze tot hun middel in het zeewater.
Als achtergrond dienen steevast de blauwe luchten en met klassieke auto's gevulde straten van Pragers geboortestad Los Angeles. Alles oogt zonnig en perfect, maar tegelijkertijd hebben Pragers beelden ook altijd iets onheilspellends. Er vliegen veelvuldig kraaien door de lucht, als voorbode van dreigende rampspoed. Sexy darkness, zo omschreef The New York Times de sfeer van haar werk.
Via de telefoon vertelt Prager vanuit Los Angeles dat ze enorm vereerd is met de prijs, die vernoemd is naar de Nederlandse fotograaf Paul Huf (1924-2002). Ze heeft zijn werk bekeken en was geraakt door de vervreemding in zijn portretten, vertelt ze. De glamour, de styling - het zijn elementen die ook in haar eigen werk een belangrijke rol spelen.
Het waren de foto's van haar landgenoot William Eggleston (1939) die Alex Prager ertoe brachten zelf fotograaf te worden. Ze was negentien, had haar middelbare school nooit afgemaakt en rolde van het ene domme baantje in het andere, toen ze zijn werk zag in het Getty Museum. Pure magie vond ik het. Zijn beelden zien er ogenschijnlijk zo alledaags uit, maar ze raakten me op een emotioneel niveau. Eggleston is een soort God voor mij, mijn grote inspiratiebron. Met name zijn kleurgebruik heeft me sterk beïnvloed.
Door Eggleston realiseerde Prager zich dat fotografie ook een kunstvorm kon zijn. De dag na haar bezoek aan het Getty kocht ze een camera, drie dagen later bestelde ze via eBay de apparatuur voor een doka. Met behulp van de gebruiksaanwijzing leerde ze zichzelf het vak. Ze gebruikte haar moeder en haar vriendinnen als modellen, doste ze uit met valse wimpers en pruiken, en trad zo met haar filmische foto's in de voetsporen van fotografen als Cindy Sherman en Philip-Lorca diCorcia.
Nog steeds werkt Prager met film in plaats van digitale camera's. Ik houd gewoon van die grove korrel, zegt ze. Ik begrijp eigenlijk niet waarom iedereen zo verzot is op digitale fotografie. Die enorme helderheid en scherpte, zo ziet de wereld er toch niet uit in het echt? Ik houd ervan als contouren zacht zijn.
Dat neemt niet weg dat ze haar beelden achteraf wel drastisch op de computer manipuleert. Ik denk dat veertig procent van iedere foto origineel is. De andere zestig procent komt uit mijn verbeelding. Ik verander de kleuren van jurken, haal personen weg. Alles om maar te voldoen aan het beeld dat ik voor ogen heb.
Op dit moment werkt Prager aan een nieuwe serie met de titel Compulsion, waarvoor ze inspiratie haalde uit het dagelijkse nieuws. Denk aan natuurrampen als overstromingen of aardbevingen. Betekent dit dat haar werk rauwer wordt, minder gelikt? Nee natuurlijk niet, lacht ze. Op het eerste gezicht lijkt ook deze wereld weer heel mooi. Ik verleid de toeschouwer opnieuw met mooie kleurtjes. Pas in tweede instantie zul je zien dat er iets vreemds aan de hand is.
'William Eggleston is een God voor mij'Alex Prager
Info: Het werk van Alex Prager zal van 31 augustus t/m 14 oktober 2012 te zien zijn in Foam. Keizersgracht 609, Amsterdam.
Foto-onderschrift: 'Film Still # 2', uit de serie 'Despair', 2012 'Eve', uit de serie 'Big Valley', 2008 'Crowd #1', 2010
Persoon: Alex Prager
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.
For over thirty years, the New York Times Magazine has presented the myriad possibilities and applications of photography. The New York Times Magazine Photographs is an exhibition that reflects upon and interrogates the very nature of both photography and print magazines at this pivotal moment in their history and evolution.
The exhibition is cocurated by Kathy Ryan, longtime Photo Editor of the Magazine, and Lesley A. Martin, Publisher of Aperture Books. The Aperture-produced exhibition is comprised of eleven individual modules, each of which focuses on a notable project or series of projects that have been presented in the pages of the Magazine. The featured projects mirror the Magazine's eclecticism, presenting seminal examples of reportage, portraiture, as well as fine art photography. Using visual materials drawn from different stages of the commissioning process-shot lists, work prints and contact sheets, videos, tear sheets, and framed prints-the Magazine's collaborative methodology is revealed from initial idea to the published page, and, in some cases, continues beyond magazine publication, when an exploration that began as an assignment has become a part of a photographer's ongoing work. In sum, these layers reveal the Magazine's unique position as a venue for visual storytelling and a unique forum for the cross-pollination of photographic genres.
The exhibition includes 300 objects by 37 photographers, amongst which:
Lilian Bassman, Chuck Close, Philip Lorca diCorcia, Gregory Crewdson, Thomas Demand, Rineke Dijkstra, Mitch Epstein, Lee Friedlander, Nan Goldin, Jeff Koons, Inez van Lamsweerde and Vinoodh Matadin, Annie Leibovitz, Ryan McGinley, Hellen van Meene, Jeff Mermelstein, Simon Norfolk, Paolo Pellegrin, Gilles Peress, Sebastiao Salgado, Andres Serrano and Malick Sidibe.
KATHY RYAN (editor) is the award-winning Director of Phtography of the New York Times Magazine. She has worked with the publication for more than twenty-five years; in that time, the Magazine has been recognized with numerous photography awards. Ryan received the 1997 Picture Editor of the Year Award at the Visa pour l'Image photojournalism festival in Perpignan, France; a Lucie Award for Picture Editor of the Year in 2003; and a lifetime achievement award from the Griffin Museum of Photography, Winchester, Massachusetts. In 2008 she was a cocurator of the inaugural New York Photo Festival, and in the following year she organized the exhibitions Prune: Abstracting Reality for FOAM Museum in Amsterdam and Dutch Seen for the Museum of the City of New York and FOAM. Ryan lectures widely and serves as a mentor and thesis advisor at New York's School of Visual Arts. A pioneer in combining fine-art photography and photojournalism in the pages of the Magazine, she has also recently commissioned a series of videos for the New York Times website.
LESLEY A. MARTIN (co-curator) is Publisher of the Aperture Foundation's book program. Her writing on photography has been published in Lay Flat and Aperture, among other publications, and she has edited over seventy photography books, including Reflex: A Vik Muniz Primer; Richard Misrach: On the Beach; Paris • New York • Shanghai by Hans Eijkelboom; Takashi Homma: Tokyo; Paul Strand in Mexico; and Penelope Umbrico (photographs). She was also the contributing editor to Japanese Photobooks of the 1960s and '70s, winner of the 2010 Historical Book Award at the Recontres d'Arles. In 2008, she was named one of the fifteen most influential people in photo-book publishing by PDN and was one of the inaugural curators for the New York Photo Festival. In 2010, under Martin's leadership, Aperture Foundation received recognition as Publisher of the Year by Photo España, Madrid.
The New York Times Magazine Photographs is organized by Aperture Foundation, New York. The exhibition is cocurated by Kathy Ryand and Lesley A. Martin.
Zoals Fransen hun wortels hebben op het land, ook al wonen de meesten in de stad, zo rijdt iedere Amerikaan in gedachten met z'n pick-up truckje de heuvels in, de horizon tegemoet, bedacht op overstekend wild.
Het verschil tussen rechts en links bij Amerikanen zit 'm niet in het voertuig, maar in de vraag of er een geweer in ligt. Conservatieven zweren bij het 'recht wapens te dragen' uit het Tweede Amendement op de Grondwet. 'Liberals' vinden dat een te letterlijke uitleg van de oertekst.
De gehechtheid aan de Grondwet en twee balspelen houden Amerikanen bij elkaar. Verder drinken conservatieven en niet-conservatieven niet dezelfde koffie, wonen zij in verschillende wijken, luisteren en kijken zij naar verschillende zenders en zij hebben een volstrekt andere president die toevallig dezelfde naam draagt.
Speels Amerika woont in New York, Washington DC, Boston, Seattle, San Francisco. Maar ook in Boulder (Colorado), Berkeley (California) en Missoula (Montana) wonen mensen die niets begrijpen van Rick Santorum en niets willen weten van Mitt Romney.
De steden met de grootste banengroei vorig jaar waren Austin (Texas) en San José (California) - waar high tech en high finance bloeien, met alle broodjes-, advocaten- en coffee shops van dien. Optimisme is de golfslag van het Amerikaanse leven. Daarin verschillen de twee Amerika's niet van elkaar.
De grootste vrijheid die het land biedt, is het recht geen kennis van elkaar te nemen - een recht dat in Nederland bijna niet meer bestaat, zoals het hier bijna nergens meer echt donker wordt. In de Verenigde Staten heb ik nog hele sterrehemels gezien.
Ondanks alle kwettermedia en langs elkaar kakelende oude zenders kun je van Manhattan tot Missouri, van Los Angeles tot New England tot op grote hoogte je gang gaan. Een leerlingvolgsysteem? Scheefwonen? Kind-gebonden budget? Reken er niet op. Dat vindt ook niet-conservatief Amerika erg ver gaan.
Die tomeloze vrijheid om hoog te vliegen, te springen en failliet te gaan - daar zou rechts Europa haast links van worden. Alleen leven en dood, dat is menens en moeilijk, daar is vrijheid een probleem.
Info: Op pagina 2/3: De Amerikaanse schoon-vader van Menno de Galan: vijftig jaar bij de baas, vijftig jaar getrouwd en trouw katholiek.
Foto-onderschrift: Rapper Maya Arulpragasam schommelt op het dak van het Ohm Building in New York, een foto van Ryan McGinley voor New York Times Magazine. Het is een van de foto's die is te zien in fotomuseum FOAM in Amsterdam. Komende vrijdag, 22 maart, opent hier een tentoonstelling met fotografie die de afgelopen jaren in het magazine van The New York Times is verschenen. Zie ook: www.foam.org.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.
Beeld staat gelijk aan tekst in The New York Times Magazine, de zondagse bijlage van The New York Times met een oplage van 1,6 miljoen exemplaren. Fotografiemuseum Foam in Amsterdam toont in een zorgvuldig samengestelde tentoonstelling hoe elf gepubliceerde projecten tot stand zijn gekomen. Kenmerkend voor de fotografie in het magazine is de diversiteit: er zijn reportages uit Afghanistan, Darfur en Somalië, maar ook overgestileerde modefoto's en portretten van beroemdheden. Naast de foto's van 37 fotografen hangen contactafdrukken, aantekeningen, soms een e-mailcorrespondentie.
Foto boven:Sebastião Salgado, foto uit de serie 'The Kuwaiti Inferno', 1991. De Braziliaanse fotograaf Salgado was in 1991 in Koeweit. De Eerste Golfoorlog was voorbij, maar de oliebranden woedden nog. Salgado trok dagenlang op met een groep van gespecialiseerde Canadese brandweermannen, die niet branden blusten maar vooral probeerden de bronnen te dichten. Als een vonk van hun gereedschap was afgekomen, was de hele omgeving in brand gezet. Op de foto valt een man bewusteloos neer nadat hij te dichtbij de bron kwam en te veel gas inademde. Salgado vergelijkt de beelden met foto's uit de Eerste Wereldoorlog.Foto onder:Gregory Crewdson, foto uit de serie 'Dream House', 2002.De Amerikaanse fotograaf Crewdson zorgt met geconstrueerde decors en digitale nabewerking voor een kunstmatige entourage, die doet denken aan een filmscène en vragen oproept over het verhaal achter het beeld. Voor Dream House poseerden acteurs als Julianne Moore (foto), Philip Seymour Hoffman en Gwyneth Paltrow in een leegstaand huis in een buitenwijk.
Info: Tentoonstelling: The New York Times Magazine PhotographsFoam, Keizersgracht 609, Amsterdam. Tot 30 mei. www.foam.org
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.