donderdag 7 mei 2015

Het nieuwe Postgirokantoor Arnhem Graphic Design DEV Dienst voor Esthetische Vormgeving PTT Carel Blazer Company Photography


Postcheque en Girodienst

De Dienst Esthetische Vormgeving (DEV, Den Haag 1945) van het staatsbedrijf der PTT was verantwoordelijk voor alle representatieve uitingen van de PTT, zoals agenda’s, jaarverslagen en kunst in en aan gebouwen. De postzegels van ontwerpers als Jan van Krimpen, Otto TreumannWim Crouwel, Peter Struycken en Joost Swarte zijn nog steeds wereldberoemd. Karel Schuurman had de DEV gereorganiseerd en meer in de richting van de moderne eigentijdse kunst en het experiment geleid. Doordat er steeds meer opdrachten aan buitenstaanders werden verstrekt veranderde de dienst onder zijn leiding van een uitvoerende in een meer begeleidende organisatie.
Na het overlijden van Schuurman in 1966, werd Hein van Haaren (Herpen 1930) hoofd van de Dienst Esthetische Vormgeving van de PTT. Hij vervulde die functie tot 1976. In dat decennium maakte het overheidsbedrijf een enorme groei door. Buiten de post en telefonie omvatte het bedrijf ook de girodienst. De kunsthistoricus Van Haaren stond op de bres voor de inbreng van de kunstenaar/vormgever binnen het bedrijf. Hij zag het als zijn taak om op diplomatieke wijze de kloof te overbruggen tussen de vormwil van de kunstenaars en de verwachtingen die binnen de PTT leefden. Hij had zijn tijd mee.
In de jaren zestig moderniseerde Nederland en gingen gezags verhoudingen op de schop. Nieuwe kunstvormen zoals pop art, land art en videokunst dienden zich aan. Bij zijn afscheid werd gezegd dat het hem gelukt was om de DEV-traditie uit te bouwen tot ‘een ingrijpend bezig zijn met de werksfeer en de dienstverlening van de PTT in het maatschappelijk proces, waarbij kunst en vormgeving factoren zijn die geen sleur dulden’.


Van Haaren werd opgevolgd door Ootje Oxenaar (Den Haag 1929), die al sinds 1970 bij de dienst werkte. Tot 1994 leidde hij de DEV en maakte de cultuuromslag mee die gepaard ging met de verzelfstandiging en verzakelijking van de PTT. Oxenaar bleef zich inzetten om kunst en vormgeving hun onafhankelijke en kritische rol in de samenleving te laten spelen. Oxenaar: ‘Op een zo zinvol mogelijke manier proberen we de PTT met de expressieve vormen van vandaag, en morgen, in contact te brengen. “Commentaren op de werkelijkheid”, daar gaat het om. Andere zienswijzen, nieuwe ideeën. Dat is meer dan “decoratieve aankleding”.’ De Dienst werd in 2002 opgeheven.
Literatuur:
Frederike Huygen. Hein van Haaren, Eindhoven 2009, deel 16 van de reeks 'Roots’ van [Z}OO. ISBN: 9789074009690
Frederike Huygen. Visies op Vormgeving deel 2. 1944-2000, Amsterdam 2008. ISBN: 9789076863795, p. 468
H. van Haaren, ’50 jaar kunst en vormgeving’, in: M. Thommes, J.G. Gaarlandt (red.), Verborgen collectie KPN, Den Haag 1995, p. xii-xxv, p. xvi.
Inleiding tot het artikel van Van Haaren: ‘De maatschappelijke betekenis van een kunst- en vormgevingsbeleid bij PTT’, De vorm 1 (1976) 6, p.15-16
H. van Haaren in cat. Holland in vorm, Den Haag, 1987.
Els Kuijpers. Ootje Oxenaar, Eindhoven 2010, deel 17 van de reeks 'Roots’ van [Z}OO. ISBN: 9789074009645
Peter Ruarus, “R.D.E. Oxenaar: Kleur bekennen op een bankbiljet’, Graficus 68 (1986) 27/28, pp 16-30.
Wibo Bakker. Droom van helderheid. Huisstijlen, ontwerpbureaus en modernisme in Nederland, 1960-1975, Rotterdam, 2011, ISBN: 9789064507533.

Maquette naar het ontwerp van Constant voor de plastische vormgeving van het gebied tussen de Velperweg en het gebouwencomplex 

Constant Nieuwenhuys
(1920 Amsterdam)
De Nederlandse kunstenaar Constant was mede oprichter van CoBrA. Aan het begin van de jaren vijftig werden zijn kleuren donkerder. Vanaf 1954 maakte hij maquettes, tekeningen en grafisch werken die handelden over zijn ideale stad, New Babylon genaamd. Hij wijdde ook geschriften aan deze stad. Maatschappelijke en politieke ideeën speelden een belangrijke rol in dit architectonische project. Vanaf 1974 begon hij weer volop te schilderen. In deze late schilderijen begon hij gewoonlijk met het aanbrengen van kleuren en werkte hij toe naar figuratie.


Hans Koetsier - Postgirokantoor Arnhem Architekten-gemeenschap,
Van den Broek en Bakema Verantwoordelijk architekt Jan de Groot

In 1963 ontwierp Hans Koetsier voor het hoofdgebouw van de Postcheque- en Girodienst in Arnhem 12 panelen met gedeeltes van cijfers als verdieping-aanduidingen en één wand op de bovenste etage.

In 1973 gaf hij in het administratiegebouw de verdiepingen telkens een ander karakter door middel van de uitwerking van een aantal tema's (b.v. zachtheid, natuur, realiteit, enz.). Daar kwam ook kleur- en materiaalkeuze uit voort.

Hans Koetsier: (—) "Zo is bijvoorbeeld het tema zachtheid onder meer geïllustreerd met het woord 'zachtheid' over twee meter in de gang, heel mooi uitgezaagd in aluminium met 'n spiegelende laag. Daar komt ook 'n plastiek in voor, dat aan de wand hangt en dat hele zachte vormen heeft. Over die tema's is uitgebreid overlegd: er was 'n inspraakgroep van ongeveer dertig man uit die drieduizend man personeel en met die mensen, plus de Dienst Estetische Vormgeving van de PTT, plus de architekt, plus ik, plus de direktie hebben we de tema's vastgesteld.

Maar ze zijn door mij wel subjektief ingevuld. (—) Door die inspraak heb ik interessanter dingen kunnen maken dan als ik zelf alleen met voorstellen was gekomen. Ik werd er sterk door gestimuleerd. Ik vond het heel plezierig. Omdat, ten eerste ben ik niet bang dat ik voor wat voor opgave dan ook geen oplossing zou weten... Ik vond het gezellig, ik vond 't, ja... 'n aardige sfeer, 't Was ook niet vijandig. Ik zag ook Bakema die daar op 'n gegeven moment die vertikale verbinding wilde maken niet als een soort vijand. (—) Helemaal niet. Ik ging zo ver als ik kon komen en dat is 'n heel eind, Bakema ging zo ver als hij kon komen, 't personeel ging zo ver als zij konden komen." (-)

Jaap Bakema: (—) "Ik dacht dat dat ook wel de nodige stoeipartijen opgeleverd heeft, want hij was het niet altijd erg eens met mij... en ik ook niet met hem. Maar dat vind ik heel gewoon, over en weer vind ik het heel gewoon. Niemand hoeft het met mij eens te zijn. 'k Vind het wel leuk, hoor, als het wél zo is, maar dat is heel toevallig, dat... Nou en zo is 't bij Koetsier ook en hij heeft 'n wat je noemt flinke stijve kop en die heb ik ook, dus dat ging goed, ja."

Hans Koetsier: (—) "ledereen keek een beetje op van het woord zachtheid in plaats van een grote voorstelling... dat kreeg ik er moeilijk doorheen. Voor mij waren dat dingen die ik in 1969 al gedaan had in Vrij Nederland en die ik nu wel eens in een gebouw wilde zien. (—) Bij het tema realiteit zit 'n foto van 'n bord boerekool, in het midden zit 'n kuiltje voor de jus, die is gestold. Er was verschil van mening over wat ik beloofd had: dampende jus of gestolde jus? Maar ik kan het waarmaken dat het gestolde jus moet zijn vanwege het citaat: een bord boerekool van bovenaf gefotografeerd, en met zo'n loodje in de hoek, lijkt net 'n oog. Het leek mij zo leuk om daar nog 'n vork in te steken, vanwege het surrealistisch citaat dat je dan kreeg. Een grapje op Dali bijvoorbeeld (die surrealisten zitten altijd zo te knoeien met ogen). Maar dan met heel Hollandse middelen: stamppot en surrealisme. (Dat vond ik 'n leuke grap.)

Hoe bijvoorbeeld ook de personeelsafvaardiging zei: 'Hè, neen, het tema'. Ik had er het tema 'minimal' in zitten. Dat hebben ze eruit gehaald toen ik 'n keer op vakantie was. Dat wilden ze niet. Ze wilden bijvoorbeeld 'techniek', een tema wat ik er zelf niet in had gewild (—). Maar 't is toch zo dat ik met 'n goede oplossing ben gekomen, met die tekst over techniek. De mannen keken er 'n beetje tegenaan. Maar de vrouwen vonden het juist leuk! Ik heb ze ook uitgelegd: kunststijlen, vormen, kleurafspraken, vormafspraken, dat vind ik allemaal zo relatief, daar kan ik duizenden andere naast zetten. Die gebruik je voor een bepaald objekt. Wat ik wel belangrijk vind is: is het al een keer gebeurd? - Ik heb geen enkele voorkeur voor de elementen die ik gebruik. Ik maak kwalitatief, geen onderscheid, 'n Bord boerekool is niet minder dan 'n oude dame bij 'n kussenkast." (—)

Jan de Groot: (—) "Na de eerste organisatorische dingen, is het me wonderwel meegevallen, waar de mensen mee kwamen, en dat ze zich toch durfden uit te spreken... maar liever had ik gewoon door dat bedrijf heengesjouwd en overal binnen willen vallen om de echte leider eruit te zoeken, de vent die echt iéts te zeggen had. Maar ja, 't is natuurlijk het hele probleem, ook met inspraak, hoe bereik je tweeduizend mensen? Dat is 'n onmogelijke zaak. (—) Ik wil gewoon heel simpel die adviseur, die ik dan 'n keer nodig heb. (—) Zo zie ik het ook gewoon bij die kunstenaar. (—) Hij hoeft er niet vanaf het eerste moment bij betrokken te zijn, ik nodig ook geen centrale verwarmingsmonteur uit bij de eerste bespreking. Maar ik moet ermee bezig zijn, het moet erin kunnen... (—) Ik zeg altijd: een architekt is een koördinerend vormgever. Ja, nou, wanneer je aan 't vormgeven bent en je bent iets aan 't realiseren, ben je ook bezig met centrale verwarming; ja, nou, zo ben je ook bezig met kleur, met impressies, met zachtheid, met vloerbedekking, hè, en dan geloof ik alleen dat je die kant van kleur, reliëf, 'blik ergens naar toe trekken', als je dat 'kunst' wil noemen, ja, dan zit dat in die architektuur... Wat ik, wat we met Hans Koetsier hebben gedaan in de Postcheque- en Girodienst, dat vind ik dus echt het goeie voorbeeld, waar die beleefbaarheids-aspekten gewoon helemaal geïntegreerd zijn in het hele ontwerp."

Jaap Bakema: "Een gebouw vind ik eigenlijk een soort middel voor mensen om te weten waar ze zijn, hè; ik vind, nou wordt het dominee, hoor, ik vind dat er drie vragen zijn, die je altijd stelt: 'wat ben ik nou eigenlijk', dat is, 'hoe zit het leven nou in elkaar?' (kom je nooit achter maar je probeert het) en dan weer een beetje 'wie ben ik in dat hele zakie?' Nou, dat is in dat geval Jaap Bakema, of het is Sia Bakema, of het is Marte Röling en die zit zus of zo in dat, wat het leven is, en dan komt er dat 'waar ben ik', plaatsbepaling, en nou vind ik dat dàt heel erg met dat soort derde-huid-gebeuren... Die eerste is onze natuurlijke huid, de tweede is 't soort jasje of bloesje, of weet ik 't wat je aantrekt, en de derde zijn de wanden. En waar ik altijd nog mee zit, is om die wanden als 't ware tot 'n hele felle aanraking te maken en 'n antwoord te maken op: waar ben ik?, hè en nou vind ik dat daarin, vooruit dan maar weer, die kunst, die 'toegepaste' kunst, enorm... mee kan helpen. En dat is mijns inziens onbekend tot dusver, want vaak wordt het gezien als versiering. Nou, dat mag 't ook wel zijn, maar die versiering is heel erg funktioneel. Die maakt nog veel duidelijker dan 'n architekt kan doen met z'n stugge materiaal, hoe eigenlijk die plaatsbepaling van: 'waar ben ik?', kan verlopen. En dat is het punt eigenlijk, hè. Daarvoor moet je elkaar dan vaak ontmoeten, je moet samen gaan werken." (—)

Hans Koetsier: "Architekten doen me het sterkst denken aan timmerlui van vroeger, uit m'n jeugd, daar lijken ze wat mij betreft het meeste op. In de meeste gevallen zijn het zwijgzame, 'n beetje stoerige mannen, die daar ernstig lopen te kijken -maar het is ook per architekt heel verschillend. (—) Bakema is 'n heel exuberante man, die, nou, niet erg goed naar je luistert. Maar Zandstra, ik hou het nou even in de sfeer van de oudere, grote mannen, met Zandstra heb ik, zeg maar, heel provocerende dingen gemaakt. Dat is ook typisch, ik bedoel, hoe verschillend die mensen zijn. Voor Zandstra maak ik dus, zeg maar grote vormen, terwijl Bodon, daar werk ik nu pas mee, daar maak ik uiterst, zeer fijne dingen voor. Dat zou ik voor Zandstra waarschijnlijk nooit doen. En voor Bakema ook niet. (—) Ik zei al, 't zijn van die baastimmerlui (—) ze willen precies weten wat ik aan 't doen ben en daarbij kan ik veel van die mannen leren. Ik vind het lekker om met oudere mannen te werken, dat vind ik misschien nog wel het leukst. (—) Ze weten zoveel, ze hebben zoveel gezien, al zoveel meegemaakt. (—) En ze begrijpen ook waar je 't over hebt. Die mannen zijn kultureel goed op de hoogte, hebben 'n bepaald soort verfijning, hebben veel gereisd, veel gelezen, zich met filosofie beziggehouden, dat soort dingen."

Jan de Groot: "Bakema vertolkte onze filosofie, bracht onze eenheid naar buiten. En vanuit die principes ontwierpen wij ook. En ja, nou is het voortdurend de grote vraag, is dat nou Bakema ? Ja, het is een groot bureau, we zitten bij elkaar, iedereen doet wàt. Je kan zeggen dat de Postcheque- en Girodienst door mij is gedragen, door allerlei instanties gezeuld. Maar de buitenwereld zegt: Bakema. De buitenwereld bevestigt dat. (—) Waar wij als nieuwe 'maten' (sinds 1970) tegenaan lopen is dat wij voortdurend het stempel 'Bakema' opgedrukt krijgen. Wij vinden dat Bakema natuurlijk 'n bepaler is, hè. Hij zegt natuurlijk dat ie verdomd demokratisch is, maar 't is natuurlijk in zekere zin 'n diktatortje." (—)

Jaap Bakema: "(—) Neem nou bijvoorbeeld dat gebouw waar jullie mee bezig zijn in deze reportage. De Groot bijvoorbeeld is iemand die heel veel dagelijks werk doet, die zit daar, nou ja, die krijgt alles op z'n donder eigenlijk, bij wijze van spreken dan, 't mooie en 't lelijke. Maar op een gegeven moment komt er 'n probleem ineens aanschuiven. Nou, dan mag Bakema ook weer meedoen, begrijp je. En dat vind ik eigenlijk wel leuk. Dat iemand als 't ware zit te vissen en ineens zegt 'nou zwemt daar toch een snoek rond, Jaap, nou moet je komen, joh, die moeten we er samen uithalen' bij wijze van spreken. En dan wordt 't leuk en dat is in teamwork mogelijk. Op 'n gegeven moment zeg je: jongens, nou mèt elkaar. Ander aas aan de hengel en kijken wat er mogelijk is om dat ding te vangen. Ik bedoel dat probleem onder de knie te krijgen, dat bedoel ik met dat vangen van die snoek, hoor. (—) Ja, en dat is in dat gebouw ook heel erg zo gegaan."

Hans Koetsier: "(—) Ja, kijk, als je me vrijlaat, als je me onbeperkt vrij zou laten, dan zou ik bij de Giro m'n tochtprojekt willen uitvoeren, waar je in gaat staan en dan ben je binnen een minuut waanzinnig verkouden, daar tocht het altijd en dat moet helemaal uit de architektuur voortkomen. Je moet je voorstellen, 't moet zodanig gevormd worden, je komt in 'n zodanig gevormde ruimte, dat het er automatisch tocht." (—)



View more media at Beeld en Geluid
















Geen opmerkingen:

Een reactie posten